Beschouwing der wereld
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |
ô Kostelyke Tyd. | |
Daarom ook, terwylen de ouder dom en gryzigheid daar is, en verlaat my niet, ô God; tot dat ik [dezen] geslachte verkondige uwen arm; allen nakomelingen, uwe-macht. | |
[pagina 377]
| |
Den boom die wast, En worteld vast.
ô Ouderdom, van veele jaaren,
Hebt gy den Schat der deugd vergaart,
Dat is uw kroon der gryze haaren,
Dan zyt gy wys, en wel bedaard.
Maar hebt gy al u lange leeven,
Het veld van ydelheid geboud,
Zo zyt gy kinds, en onderbleeven,
Al waard gy honderd jaaren oud.
En in de plaats van 't licht der eeren,
Bevalt u duiternis van smaat,
Gelyk de geen die niet en leeren,
Ter plaatse daar me om wysheid gaat.
Uw plaats, ter leering, was op aarde,
Uw tyd, van uwe kindsheid af,
Daar gy zo menigmaal verjaarde,
Tot, met uw eene voet in 't graf.
Gy hebt gedronken en gegeeten,
Gy hebt gearbeid, of beschikt,
En 't recht bestel hebt gy vergeeten,
En onder 't aards bedryf verstikt.
Gy hebt geoefend, en geleezen,
Gy hebt een vreemde spraak geleerd.
Op dat men immers wys zouw weezen,
Een wysheid, die de wereld eerd.
Dat alles, mag de Ziel niet baaten,
Men noemd uw slach van wysheid lift,
Wyl gy, in al uw doen en laaten,
| |
[pagina 378]
| |
't Begin der wysheid hebt gemist.
Maar waardige Ouderdom der deugde,
Gy hebt een vette grond geboud,
Op dat gy oogst, een eeuw'ge vreugde,
Uw leeven wierd ter eeren oud.
Uw Ouderdom zal zich verjongen,
Noch schoonder als de frisse jeugd,
Zo dat u lof nooit word volzongen,
ô Nieuwe spruit, uit oude deugd!
Uw onvermogen zal verdwynen,
Den rimpel uit het aangezicht,
Uw kromte, uw swakten, en uw pynen,
Gelyk de Nacht voor 't Morgen-licht.
ô Mensch! tot eeuwig Heil gebooren,
Maak dat gy in den ouden dag,
Uw schoone tyd niet hebt verlooren
Waar in men God behaagen mag.
| |
Psalm CXIX: 100. | |
Spreuken IX: 10. | |
Prediker IV: 13. | |
[pagina 379]
| |
en zot Koning, die niet en weet van meer vermaand te worden. | |
En Kapittel XII: 1, 2, 3, 4, 5. |
|