| |
| |
| |
| |
| |
| |
Daar zullen ook schrikkelyke dingen, en groote tekenen van den hemel geschieden.
Lukas XXI: 11.
| |
En daar zullen tekenen zyn in de Zonne, en de Maane, en de Sterren, enz.
Vers 25.
| |
| |
| |
Het Snoei-mes snyd, Ter ryper tyd.
Daar is een volle maat van zonden,
By 't booze volk in Stad en Land,
Dies is de Roede reeds gebonden,
En wankt in een verheven hand.
Wie niet ontaard is keer tot boete,
Gelyk het ongehoorzaam kind,
En werp zich voor des Vaders voeten,
Op dat hy noch genade vind.
Toen d'Alderhoogste welstand deelde,
Gezondheid, vrede en overvloed,
Vergat men hem in aardse weelde,
En bleef verwyderd van gemoed.
Het mensch'lyk hert is afgeweeken,
En keert het Heiligdom de nek,
Daar word al wereld-wars gekeeken,
Had hy maar kommer noch gebrek.
Verdrukking komt hem noch te baate,
En dringd hem zo van alle kant,
Dat hy den uitspoor moet verlaaten,
En vallen in des Vaders hand.
| |
| |
ô Mensch! wat gunst mag u gebeuren,
Zo gy de quaade weg verlaat,
Dat God voor u met wyde deuren,
Van zyn genaden open staat!
| |
Jezaias XXVIII: 18, 19.
Ende u-lieder verbond met de dood zal te niete worden, en u voorzichtig verdrag met de helle en zal niet bestaan, wanneer de overvloeyende geessel door trekken zal, dan zult gy-lieden van dezelve vertreeden worden.
Van dien tyd af als zy door-trekt, zal zy u-lieden wech neemen, want alle morgen zal zy door-trekken by dage en by nachte: en 't zal geschieden, dat het geruchte te verstaan, enkel beroeringe weezen zal.
| |
Jeremias X: 2.
Zo zeid de HEERE; En leeret den weg der Heidenen niet, ende en ontzettet u niet voor de tekenen des Hemels, dewyle zich de Heidenen voor dezelve ontzetten.
| |
En Kapittel XLIV: 29.
Ende dit zal u-lieden het teeken zyn, spreekt de HEERE, dat ik in deze plaatse bezoekinge zal doen: op dat gy weetet, dat myne woorden zekerlyk over u bestaan zullen ten quaade.
| |
| |
| |
Joel II: 30, 31.
En ik zal wonder-tekenen geeven in den Hemel, en op der Aarden: bloed en vuur, en rook-pylaaren.
De Zonne zal veranderd worden in duisternisse, en de Maane in bloed, eer dat die groote en vreezelyke dag des HEEREN komt.
| |
Amos IV: 11, 12.
Ik heb [sommige] onder u-lieden omgekeerd, gelyk God Sodom en Gomorra omkeerde, die gy waard als een vuur brand, dat uit den brand gereddet is: nochtans en hebbet gy u niet bekeerd tot my, spreekt de HEERE.
Daarom zal ik u alzo doen, ô Israël: om dat ik u [dan] dit doen zal, zo schikt u, ô Israël, om uwen God te ontmoeten.
| |
Mattheus XXIV: 29, 30.
En terstont na de verdrukkinge dier dagen, zal de Zonne verduistert worden, en de Maane en zal haar schynsel niet geeven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen beweegd worden.
En als dan zal in den hemel verschynen het teeken des Zoons des menschen: en dan zullen alle de geslachten der aarde weenen, en zullen den Zoone des menschen zien komende op de wolken des hemels, met groote kracht en heerlykheid.
|
|