Beschouwing der wereld
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
Om een goed heen komen. | |
Zoekt den HEERE alle gy zachtmoedige des lands, die zyn recht werken: zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gy verborgen worden in den dag des toorns des HEEREN. | |
[pagina 191]
| |
Wel hem, die, als de doodvlaag woed,
Een open deur vind voor 't gemoed.
Wanneer men 't buijig weer bevind,
Vermengd van regen en van wind,
Terwyl de guure vlaagen huilen,
En 't water tegens alles slaat,
Dan geeft zich elk van weg en straat,
Om 't ongemak in huis t'ontschuilen.
Gemaklyk Leven, dat zo wykt,
Van 't geen 't behaagen niet en lykt,
Zult gy dan nimmermeer ontwaaken?
Daar zo veel vingers, voor en na,
Ons wyzen, dat men wys'lyk ga,
Om geen verkeerde gang te maaken.
Het Zieltje woond in vlees en bloed,
Een Huis dat haast aan stukken moet,
Na wiens waarom niet staat te vraagen,
Wyl dat'er geen bestendig blyft,
Maar alle leven word ontlyft,
Gelyk gezien word alle dagen.
Eist dan de rype Reden niet,
Dat elk na een verblyving ziet,
| |
[pagina 192]
| |
Met vlytigheid van hert en zinnen?
Op dat, als 't Lichaam moet vergaan,
De arme Ziel niet bloot mogt staan,
Gesloten buiten 't Zalig binnen.
Want ziet daar komt een swaare tyd,
Van ongestuime Eeuwigheid,
Die immers diend te zyn ontschoolen;
Wat hielp het of't vergank'lyk vleis,
Hier wooning vond in een Paleis,
En d'arme Ziel moest eeuwig doolen.
| |
Psalm CXIX: 114. | |
Jeremias XXX: 23. | |
Lukas XIII: 24, 25, 26, 27, 28. | |
[pagina 193]
| |
[Namelyk] na dat de Heere des huis zal opgestaan zyn, en de deure zal gesloten hebben; en gy zult beginnen buiten te staan; en aan de deure te kloppen, zeggende, Heere, Heere, doet ons open, en hy zal antwoorden en tot u zeggen, Ik en kenne u niet, van waar gy zyt: | |
Openbaaring XXII: 14, 15. |
|