Beschouwing der wereld
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
Weest opmerkzaam. | |
De kaarse des lichaams is de ooge: indien dan uwe ooge eenvoudig is, zo zal uw' geheel lichaam verlichtwezen. Maar indien uw' ooge boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zyn. Indien dan het licht dat in u is, duisternisse is, hoe groot [zal] de duisternisse [zelve zyn]? | |
[pagina 167]
| |
Uw voet staa wis, In duisternis.
Het neveld; gaat voorzichtig voort;
Op dat gy, door verkeerde treden,
Niet komt alwaar gy niet en hoord,
U stoot, of afvalt na beneden,
ô Nevel van verdorvenheid!
Die over 't gantse ryk der aarde,
Op 't afgeweke menschdom leid,
Een Mist, die d'eerste zonde baarde!
Gy eist een wel bedaard gemoed,
Dat zich kan houden binnen paalen,
Gy eist een vaste en nette voet,
Om niet in groot gevaar te dwaalen.
Het oog dwaal hier niet gints en weêr,
Tot andre dingen uitgelaaten,
Maar zie slechts voor zyn voeten neer,
En merk op 't onderscheid der straaten,
Men lette op welk een grond men staat,
Op datmen door de duisternissen,
Nochtans den weg naar huis toegaat,
En 't rechte spoor niet komt te missen.
| |
[pagina 168]
| |
Gelukkig is men aan de hand,
Der geene die de rechte wegen,
En steegen weet aan alle kant,
Op dat het Woonhuis word verkreegen:
ô Jezus! wiens alziende oog
Nooit damp noch nevel kan verblinden,
Geleid ons over laag en hoog,
Tot dat wy onze wooning vinden.
Die Wooning, daar Gy Huisheer zyt,
Die alder-aangenaamste Wooning,
Dat Eeuwig Huis der Zaligheid,
ô Jezus, onzen God en Koning!
| |
Job V: 14. | |
En Kapittel XII: 24, 25. | |
Jezaias XLIV: 22. | |
[pagina 169]
| |
en uwe zonden als een wolke; keert weder tot my, want ik hebbe u verlost. | |
En Kapittel L: 10. | |
Mattheus IV: 16. | |
Lukas I: 79. | |
1 Joannes II: 9, 10, 11. |
|