Beschouwing der wereld
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
Tot onderhouding. | |
Ik zal Israël zyn als de dauw, hy zal bloeijen als de Lelie; en hy zal zyne wortelen uitslaan als de Libanon. Zyne scheuten zullen zich uitspreiden, en zyne heerlykheid zal zyn als des Olyfbooms: en hy zal eenen reuk hebben als de Libanon. | |
[pagina 123]
| |
De Ziel verlangd na nat,
Gelyk het drooge blad.
Gelyk de koele Dauw op 't kruid,
Des droogen gronds, nu lang gelegen
In heete dagen, zonder regen
Terwyl 't begeerig opwaards spruit,
Belust om zynen dorst te laaven,
Met zegen dezer morgen-gaaven;
Zo is de Hoop op 't eeuwig goed,
In 't dagen des Geloofs gebooren
In Jezus naam, zo uitverkooren,
Op 't kruid van 't uitgestrekt gemoed,
't Geen zich verheft uit dorren gronde
Der swarte aarde,'t vlees der zonde.
Dat hemelzuchtig herten kruid!
ô Paarle drupjes, dezer hoope,
Die alle morgen komt gedrope,
Men ziet na uw verquikking uit,
Gy hoed de wasdom voor 't verdrooge,
Door uwe zegen uit den hooge.
Zo blyft het kruidje van de Ziel,
| |
[pagina 124]
| |
(Bestreên van hitten en van koude,)
Door deze zoeten Dauw behoude,
Op dat zyn leeven niet verviel.
Tot aan den tyd der volle zegen,
Van dien gewensten Zomer-regen,
Dien regen ter bequaamer tyd,
(Wanneer den Hemel werd ontsloten,)
Uit Gods genaden afgegooten,
Tot een volkomen Zaligheid:
Dan zal het kruid zich recht verzaaden,
En sierlyk staan met bloem en bladen.
ô Jezus! allerzoetste Douw,
Dat uwe Naam, beminde Heere,
Het Kruidje van het God begeeren,
Dan ondertussen zo behouw;
Dat zulks, door een gestaag besproejen,
Door alle droogten heen mag groejen.
Tot dat het, van uw waarde hand,
(Nu aan zyn rechte tyd gekomen,)
Uit dezer aarde werd genomen,
En in het Paradys geplant:
Om 't Bloempje van Gods Beeld te draagen,
Tot aller zaal'gen welbehaagen.
| |
[pagina 125]
| |
Genesis XXVII: 27, 28. | |
En Vers 39. | |
Deuteron: XXXII: 1, 2, 3. | |
Psalm CX: 3. |
|