Beschouwing der wereld
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
De daaden moeten spreeken. | |
Aan baare vruchten zult gy ze kennen: Leest men ok een druive van doornen, of vygen van distelen? | |
Een ieder boom die geen goede vrucht voort en brengd, word uitgehouwen, en in 't vuur geworpen. | |
[pagina 111]
| |
Draagd hy, Zo haagd hy.
Zo als den wortel is geaard,
Zo is de vrucht die 't boompje baard,
Of iemant wilden aard wou pryzen,
En hert'lyk zeggen dat het waar
Een Peereboom, of Appelaar,
De vruchten moesten dat bewyzen.
Nochtans heeft 's Werelds wildernis,
De naam dat zy een boomgaard is,
Elk Wildaard hiet een goede Christen
Als is 't schoon dat het niet en blykt
En na geen vruchtbaarheid en lykt:
Maar waarheid zal haar dit betwisten;
Indien de wortel van 't gemoed,
Geloovig is in 't eeuwig goed,
De vruchten zullen vroomheid wezen;
Een Christ'lyk leeven, dat zich scheid,
Van 's werelds doen en ydelheid,
Zo word den boom met recht geprezen.
Wie dan zyn Braame of doorne-boom,
Beneveld door een vreemde droom,
| |
[pagina 112]
| |
Voor aard van druif of vygen achten,
Gelyk de vruchtelooze Ziel,
Die zich voor rechtgeloovig hiel,
Was 't wonder dat men schimpig lachten?
| |
Psalm I: 1, 2, 3. | |
Psalm XCII: 13, 14. | |
Psalm CIV: 16. | |
Spreuken XI: 30. | |
[pagina 113]
| |
Mattheus VII: 17, 18, 19, 20. | |
Lukas XIII; 6, 7, 8, 9. |
|