Verantwoording
Een schrijversprentenboek niet gewijd aan één belangwekkende schrijverspersoonlijkheid, maar aan een gehele beweging waarvan de spreekbuis haast uitsluitend gevormd wordt door één enkel tijdschrift, brengt bijzondere problemen voor de samenstellers. Een konsekwente chronologische behandeling, hoe verrassend op zich ook, zou ontwikkelingen verdoezelen onder een wirwar van feiten en feitjes zonder samenhang, een systematische benadering zou de chronologie herhaaldelijk geweld aandoen.
Wij kozen voor een kombinatie waarmee we kool en geit willen sparen. Chronologisch naar geboortejaar is het eerste deel opgezet van dit boek. De dramatis personae die in en rond De Nieuwe Gids een rol gespeeld hebben krijgen allen een kort biografisch portret: personalia, relaties met derden, publicaties voor zover ze tot de behandelde periode horen, een en ander gelardeerd met tekenende citaten van tijdgenoten, proeven van handschrift en uiteraard portretten. Het ‘duiveltje’ van de konsekwentie zou evenwel veroorzaakt hebben dat naast logische portretten van werkelijk groten als Herman Gorter ook portretten van kleineren als Aegidius W. Timmerman tot een onafzienbare reeks zouden leiden. Iedere indruk van samenhang zou verloren gaan als bovendien hun geboortejaren sterk uiteenliepen, hetgeen in ons voorbeeld inderdaad het geval is. Derhalve kozen wij soms voor ‘groepsportretten’, d.w.z. wij behandelen de relatief kleineren in samenhang met de groteren terwille van de overzichtelijkheid. Op die wijze komt enige systematiek toch de starre chronologie doorbreken. Vooraf laten wij nog iets van de voorgeschiedenis zien: de ‘voorouders’ en de oordelen over hen door de jongere generatie, gevolgd door een soort groepsportret van die jongere generatie. De meeste jongeren leerden elkaar immers kennen in het Flanor-gezelschap.
Met deze kennis gewapend kan de lezer/kijker het tweede deel openslaan. Van het eerste nummer van oktober 1885 tot en met het laatste nummer van de negende jaargang, gedateerd september 1894, krijgt iedere aflevering van De Nieuwe Gids de nodige aandacht. Behalve citaten uit die afleveringen zelf, treft de lezer daar ook opmerkingen en reacties van lezers, d.w.z. vanuit de eigen kring of van de concurrentie aan; ook, zij het summier, iets over de troebelen binnen de redactie van het tijdschrift.
Deze laatste beperking vanuit de overweging dat het ons minder ging om een literatuurgeschiedenis, als wel om het aanschouwelijk voorstellen van een stuk tijdschriftgeschiedenis. Niettemin hopen we duidelijk te tonen hoe De Nieuwe Gids, na een aarzelende start, allengs zijn grote historische rol is gaan spelen, om dan gaandeweg weer af te zakken tot een tweederangs tijdschrift (alles behalve een gids, laat staan een nieuwe) dat door een delirerende Willem Kloos, bijgestaan door een handvol trouwe vazallen, geen enkele rol van betekenis meer vermocht te spelen. Hoe veel interessants De Nieuwe Gids, als het ware meer door toeval dan uit opzet, in de nog volgende bijna vijftig jaargangen ook mocht gaan bevatten, de grote jaren waren voorbij om nimmer weer te keren. Alleen van díe glorietijd, van the decline and fall, wil dit prentenboek iets laten zien.
Bronnen van de citaten zijn doorgaans niet vermeld, tenzij het gaat om enkele veel geciteerde memoires en briefwisselingen, waarvan de titels achterin genoemd worden. Het illustratiemateriaal komt merendeels uit het Letterkundig Museum en uit het Lodewijk van Deyssel-archief.
Bernt Luger
Harry G.M. Prick
1
Nicolaas Beets (1814-1903).