Kindergedichten(1914)–G.W. Lovendaal– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] [pagina 47] [p. 47] De boodschap. Frans had zijn zus' vriendin geplaagd; Die was nu boos, dat vat je. Hij had haar van de stoep gejaagd En toen gezeid: dag, katje. ‘Wat heb 'k toch veel verdriet van jou! Je gaat vergifnis vragen,’ Zei Pa, ‘vooruit! en zeg: Mevrouw, 'k Zal Babby nooit meer plagen.’ Daar droop hij af met stille trom En rood tot in zijn haren; Hij keerde op straat wel driemaal om Om nog wat moed te garen. [pagina 48] [p. 48] Frans kwam terug, heel opgefleurd Als kwam hij van een reisje, Hij keek als was er niets gebeurd En floot een lustig wijsje. ‘Nu, Frans,’ vroeg Pa, ‘hoe is 't gegaan?’ - ‘o Pa, zoo'n kaal bezoekje, Ik heb de boodschap goed gedaan En 'k kreeg niet eens een koekje.’ Vorige Volgende