Kindergedichten(1914)–G.W. Lovendaal– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Wie is het? Daar liep een manneke door de wei, Die droeg een rok zoo zacht als zij, Sneeuwwit met zwarte panden, Hij had juchtleeren laarsjes aan, Daar kon hij mee door 't water gaan En door de weeke landen. En wat nu 't mooist van alles is, Het manneke greep de gladde visch En - 't manneke had geen handen. En, denk niet dat ik jullie fop, Hij peuselde een heel kuiken op En - 't manneke had geen tanden. Vorige Volgende