‘Met wie zijt ge teruggekeerd?’
En, in schuldbewustzijn moest zij antwoorden:
‘Met den burgemeester en mijnheer Luc Hancq.’
‘Ik heb hem wel aan de deur gehoord,’ zei Georgine op een toon van verwijt, waardoor Marie terstond de verklaring harer misnoegdheid kreeg, ‘was madame Florisonne er bij?’
‘Neen, zij ging wel naar den dienst, maar moest in stad blijven voor het aanpassen van een kleed, maar Richard kwam naar huis, hij zat bij ons, de burgemeester mende,’ ontschuldigde zich, als 't ware, Marie.
De mededeeling scheen echter niet bestand om de wolk der ergernis van Georgine's gelaat te verdrijven.
‘Hier is de wol voor het breien van een rok, voor u zoowel als voor mij,’ zei Marie, een groot pak, in een papier gewikkeld, aanwijzend, ‘en hier heb ik nog iets voor u mede.’
En terwijl zij in den zak tastte, streek Georgine een lucifer aan en ontstak de bougie, die voor haar gereed stond, alles sprakeloos.
Marie had een armband, een oud sieraad, met gouden bollen aan elkaar geregen, te voorschijn gebracht:
‘Neem,’ zei ze, ‘het is een “occasie”; ik kon niet laten hem te koopen, zoo schrikkelijk schoon vond ik hem; hij lag voor 't venster bij den goudsmid, aan de pomp van St. Pieters.’
Zij sprak vlug en reeds op 't einde met een veranderden stemklank, een nederlaag bevroedend.
De waarheid was, dat zij het kleinood voor zich zelve had gekocht. Ook scheen Georgine haar bewondering