gerucht achter zich gehoord, ofschoon alles doodstil was in de woning. Schuw zag zij om, als had iemand ze daar betrapt, dingen afspiedend, die haar niet raakten, misbruik makend van het in haar gesteld vertrouwen.
Zij had geen blik op de brieven of de papieren geslagen, en toch kwam haar tegenwoordigheid alleen haar nu als een onbescheidenheid voor.
Met welk doel was zij hier binnengetreden?
Och, hoe zonderling waren hare gedachten afgedwaald!...
Zij wist het heusch niet meer en drukte, de oogleden sluitend, een vragenden vinger op haar voorhoofd...
Ha! daar had zij het!
En alle nevelige, dwaze mijmeringen met een rassche beweging der hand, alsof het iets tastbaars geweest ware, van zich verwijderend, nam zij het neergestelde lampje weder op en ging lichtend rond, zoekend op kast en vensterbord en schoorsteenblad.
Het duurde enkel kort, voordat ze vond, wat ze begeerde: een nieuwe, lange pijp, zooals zij er Luc Hancq meer dan eens had zien rooken.
Zij sloeg den kop tegen den hoek der tafel af, weer verschrikkend bij het korte klopje, luisterend of het niemand had gewekt.
Neen.
En nu was het dat de kranke het zinrijke der uitvinding bewonderen en waardeeren moest: Marie liet haar bij middel van den pijpsteel den drank opslorpen, een welkome, gretig genoten laving, zonder dat de nek pijnlijk moest opgelicht worden. Beiden lachten elkander aan in den diepen nacht, de eene dankbaar verkwikt, de andere