het door 't nat waden en de baren met geweld tegen de wielen aanslaan. Het paard stond stil; het werd weder losgehaakt en heengeleid.
Suzanne schoof het deurtje open en keek uit; Madeleine stak ook het hoofd bij; Adelar stond reeds in zwemcostuum tot aan de knieën in 't water haar af te wachten.
‘Kom, Madeleine,’ sprak hij, de beide armen naar heur uitstrekkend. Doch onwillekeurig trok zij zich achteruit.
Suzanne daalde van het trapje: stoutmoedig zich vermannend, ras en zonder aarzeling en deed, zooals Adelar haar raadde: zij boog tot tegen den grond bij het opkomen der eerste baar, zoodat zij gansch nat met druipende haren weder rechtstond, hijgde eens ademloos en... het was over.
‘Kom, Madeleine, kom, doe als mama,’ vroeg hij aan het kind.
‘Neen,’ zeide zij hem schuw afwerend, ‘neen papa, ik wacht nog een oogenblik.’
Doch met zacht geweld vatte hij haar in zijne armen, droeg haar onverhoeds van het trapje af, en plonsde haar gansch onder 't water. Zij klemde zich aan hem vast en schreeuwde en hijgde, hare tanden klapperden, zij opende verschrikt de oogen; maar gesust en uitgelachen door beiden, werd zij al spoedig vertrouwd met het vreemde element. Zij traden alle drie hand aan hand zeewaarts, zich omkeerend en den