uw naam en geef mij het adres uwer verblijfplaats alhier op, gij zult zien, dat ik het niet vergeet; morgen zult gij mijn prijscourant ontvangen.’
‘Mijn naam is Adelar Vonk, ontvanger der registratie, en ik ben alhier gevestigd in het “Hôtel de France”,’ antwoordde hij haar.
‘Die naam is mij niet onbekend, ik tel meer dan een klant er van in België op mijne lijst,’ verzekerde zij, in de meening hem hierdoor aangenaam te zijn; ‘ik zal u, met uw verlof, opsommen tegen welke prijzen ik verkoop,’ ging zij voort met hare druipende haren en haar druipend aangezicht, ‘de Médoc voor 325, 300 fr., de Pauillac 400, 360, 375 volgens het jaar, de Pommard voor 650, de Chambertin voor 1100...’
‘Madame,’ onderbrak haar Suzanne hoffelijk, ‘mij dunkt dat het hier geen geschikte plaats is om over zoo iets te onderhandelen.’
Adelar bemerkte, dat zijne vrouw huiverde: ‘Komt,’ sprak hij tot zijne huisgenooten, ‘het is tijd uit het bad te gaan, wanneer men voor de tweede maal kou begint te krijgen,’ en zij deden eenige stappen strandwaarts.
De dame kwam achteraan, met groote schreden door het water worstelend.
‘Mevrouw verkiest wellicht witte wijnen. Deze zijn eigenlijk onze specialiteit: Tours barique, de 250 litres à 375, of Vins d'Espagne, Oporto, Madère supérieur...’