Het land der verbeelding
(1896)–Virginie Loveling– Auteursrecht onbekend
[pagina 66]
| |
sprak minder dan naar gewoonte; het was blijkbaar, dat hem iets in het hoofd speelde. Useken hield zich met haar naaiwerk bezig. Hij antwoordde afgebroken en verstrooid op de verschillende vragen der beide vrouwen, en toen men hem eindelijk rechtuit de bemerking maakte, dat hij daar zoo zonderling zat, alsof er iets gebeurd ware, zei hij: ‘Welaan ja, als ge het toch wilt weten, het jonkmansleven ben ik moede.’ Daarop begon hij al de ongemakken uiteen te zetten van geen eigen huishouding te hebben, dat men eten moest wat anderen kookten, geene ‘aanspraak’ had als men terug kwam, enz. Dat was een raar begin. ‘Zie, Useken,’ zei hij op eens en wendde zich met eene zekere verlegenheid tot haar, ‘ik zou gaarne trouwen en indien gij wildet, zou ik niet verder zoeken, ik ben er zeker van met u gelukkig te zullen zijn.’ ‘O neen, neen,’ riep het meisje en liet haar naaiwerk vallen, ‘neen, neen,’ op een toon als ware zij met een ongeluk bedreigd geweest. Tante Clemens begon ook uitroepingen te doen. ‘Ik kan Use niet missen,’ sprak zij met angst. De koster had echter een plan, dat hij voor het oogenblik nog niet uiteenzette, maar dat eene van de beweegredenen behelsde, waarom hij zich aan Useken hadde willen verbinden: het huis van vrouw Clemens was groot genoeg om er allen te zamen in te wonen. ‘Tante, dat zou geschikt kunnen worden,’ sprak | |
[pagina 67]
| |
hij bedaard. Doch het meisje herhaalde: ‘Neen, neen,’ met afwerende bewegingen, en hij vroeg, of er dan iets op hem te zeggen viel, of dat zijn broodwinning misschien niet voldoende was. ‘Neen, zeker, ja, zeker,’ doch Useken had geen lust om te trouwen, zei zij, rood als een pioen, zij had zich aan een dergelijk voorstel het allerminste verwacht. ‘Het zal u spijten,’ voorspelde haar de koster en hij trok teleurgesteld heen. ‘Och, mijn kind, mijn kind,’ sprak hare tante met de twee handen samengeslagen, ‘wat zou ik doen, indien gij toestemdet?’ ‘ Daar is geen perijkel vanGa naar voetnoot1),’ antwoordde het meisje, bewogen door dit blijk van verkleefdheid van den kant der oude vrouw, ‘ik zal u nooit verlaten,’ en zij legde haren arm om den schouder van tante en zag haar van dichtbij aan: zij was oprecht, zij dacht op dit oogenblik niet aan Servaas en hoe gauw zij hare belofte voor hem zou gebroken hebben. |
|