wachtten om te trouwen. Hij sprak niet veel, tenzij nu en dan een woord tegen zijne geliefde, die schuins voor hem zat met eenen arm over de rugleuning van haren stoel en de groote, ruige handen gekruist, als in het gebed.
Fie kwam uit de stallen met opgeschorte rokken en een vuil stroohoedje op, dat ze afwierp, en goot hare melk door eene koperen zeef. Neen, neen, daar had Useken niet meer kunnen leven, dacht zij, en kon niet begrijpen, hoe ze in het eerst, dat ze bij tante woonde, verlangd had om er weder te keeren; en zij was bijna boos op zich zelve, want zij voelde dat deze indruk als het ware een gebrek aan genegenheid insloot ten opzichte van hare huisgenooten, die ze toch waarlijk liefhad. En nochtans, waren deze niet veel gelukkiger dan zij, die enkel in eene droomwereld leefde: hare twee grove zusters, tevreden met haar lot, beslijkt en nat op de akkers werkende, gebukt onder ruwen arbeid in de gloeiende zonnestralen? Voor alle genoegen had Virze Romanus, die wekelijks een paar uren kwam; Fie bezat zelfs niemand, die haar eenige voorliefde betoonde en scheen er niet te ongelukkiger om. Haar vader en hare broeders werkten als slaven en klaagden niet. Waarom dus was zij ontevreden? Dit vroeg zij zich nu met misnoegdheid af.
In zulke gemoedsstemming kwam Useken met Gabrielle terug. Des nachts hoorde zij het muziekgezelschap voorbijtrekken. Eenigen speelden als vermoeid op hunne instrumenten. Zij stond op en zag