Het land der verbeelding
(1896)–Virginie Loveling– Auteursrecht onbekendXV.Gabrielle maakte weinig vorderingen in het zingen en het pianoleeren. De koster was een toonbeeld van geduld. De lessen waren nu regelmatig op twee per week gebracht. En beiden kwamen zeer stipt op het gestelde uur. Onkel de pastoor wist en billijkte het: ‘Want,’ zei hij, in zijne onwetendheid van muziekale kundigheden, ‘indien Gabrielle later in een klooster ging, zouden de lessen, die zij (“voor niet” dacht hij) krijgt, haar wellicht in staat stellen als pianomeesteres geen inganggeld te moeten betalen.’ De koster stelde er prijs op met mijnheer den pastoor wel te staan en op die wijze was elk tevreden. Useken bleef niet immer bij die twee, en eens, dat zij uit den tuin kwam na het afloopen der les, hoorde zij, binnentredend, Gabrielle zeggen: ‘Leander, speel dat stukje, gij weet wel, dat ik zoo gaarne hoor, nog eens.’ ‘Ge zult nog uwe zinnen in dat stukje steken,’ antwoordde de koster lachend, zette zich aan het klavier en speelde eene redowa. ‘Hoe heet dat?’ vroeg Useken. | |
[pagina 31]
| |
‘Mon premier Amour,’ sprak Leander gewichtig. ‘Hoor Gabrielle, weet ge wat ik zal doen? Vrijdag ga ik naar Gent, ik zal het voor u koopen, het zal eene gedenkenis van mij zijn,’ en hij knipoogde beurtelings naar de beide meisjes. Gabrielle zei, zeer gevleid, dat dit niet noodig was. ‘Komt ge morgen naar het lofGa naar voetnoot1)?’ vroeg hij. ‘Als altijd,’ was haar antwoord. ‘Welaan dan, let op, na het Ave Maria zal ik het op het orgel spelen.’ ‘En als onkel hoort, dat ge dansairen speelt?’ ‘Onkel,’ sprak hij met minachting, ‘onkel kent zooveel van muziek als een pasgeboren kind.’ Er was een lichtstraal opgegaan voor Useken: indien Gabrielle zich eens inbeelden ging, dat de koster haar liefhad, de koster, die brieven aan andere meisjes schreef! En indien zij nu op hare beurt hem eens ging beminnen, hoe verschrikkelijk voor haar! Wederzijdsche liefde, zooals zij en Servaas, hoewel onuitgesproken, voor elkander voelden, o, dat was hemelsche zaligheid! Maar ongedeelde liefde, hoe wreed moest zulks niet wezen! En nu bedacht zij, dat Gabrielle altijd op een tegensprekenden toon, alsof zij iemand wederlegd had, zei: ‘De koster is zulk een brave jongen, er valt niets, niets op hem te zeggen,’ en dergelijke lofreden meer. Dit bekommerde Useken. |
|