Het land der verbeelding
(1896)–Virginie Loveling– Auteursrecht onbekend
[pagina 21]
| |
X.De koster zat soms bij tante Clemens in vertrouwelijk gesprek: hij onderhield haar met eene blijkbare voorliefde over Sylvie en Irmaatje, de dochters van den gepensioneerde, zijne buurmeisjes. Hunne tuinen lagen dicht naast elkaar, zei hij. Tante Clemens wist dit wel: eene nicht van haar had immers lang in de vleeschhouwerij gewoond, zij had er zelve genoeg verkeerd in dien tijd, vertelde zij. ‘Pas op dat ge u maar niet laat vangen, jongen,’ was hare waarschuwing. Daar bestond geene vrees voor, volgens hem. ‘Tante,’ zei hij, ‘er is een nieuwe haag geplant, zoodat de tuinstokken nog naakt staan; soms zit ik in het priëeltje op het uiteinde met een boek, alsof ik las, dan moest gij dat eens zien! Irmaatje komt zingend in den hof geloopen en bukt zich naar de bloemen en huppelt langs de paden - en dit al voor mij.’ ‘Dat geloof ik niet,’ kon Useken niet nalaten te zeggen. ‘Och, tante en de oudste! die geeft zich uit voor bezadigd en bezet, die wil voor eene goede huishoudster doorgaan; en ge moest zien, hoe ze 's avonds, als ik buiten wandel, bezorgd is om haren vader met zijn rheumatiek te vertroetelen en aan den arm rond te leiden, omdat ze weet, dat ik daar ben.’ Thans had hij het bemerkt, dat zij een weinig hinkte. ‘Gisteren,’ vertelde hij eens, ‘kwam Sylvie in | |
[pagina 22]
| |
den tuin; ik stond juist aan de haag: “Wat schoone kroonpreëals,Ga naar voetnoot1) hebt ge daar, juffer,” sprak ik, om iets te zeggen.’ ‘Gij houdt van bloemen,’ antwoordde zij minzaam, ‘ik zie u veel in den tuin; als het u genoegen doet, zal ik u van deze later knollen geven. Begrijpt ge, tante?’ ‘Koster en orgelist, dat ware niet te verwerpen voor eene onbemiddelde juffer,’ meende de oude vrouw. En toen kon Leander zijnen mond met een genoeglijken lach van bevredigde eigenliefde open trekken en verzekeren, dat hij geene van beiden wilde. Doch hij scheen veel met zijne buurmeisjes bezig; den eenen dag zei hij: ‘Irmaatje was in de acht-urenmis’ of ‘er was heden bezoek bij den gepensioneerde,’ of: ‘Sylvie en Irmaatje zijn uitgereden met madame Behaghel,’ - dat was de rijke weduwe, wier tuin aan dien van tante Clemens grensde - of dergelijke dingen meer. |
|