Eene vigilant sloot den stoet: van Hulle had ze 's avonds te voren zien toekomen met eenen vreemden heer in - het was Gentil Talu, die in de pastorij vernacht had. - Er lag beddegoed in, en hij ontdekte achter het venstertje een uitgemergeld gelaat, dat aan dat van eenen stervende geleek:
‘Och, Karelken Bijtebier!’ sprak de herbergier in verbazing tot zich zelven, ‘God, wat zal er van ons vaderland geworden...!’
Ondanks dit alles mocht het de Katholieken niet gelukken de zege te behalen. De liberale candidaat werd met eene groote meerderheid van stemmen gekozen, en onder oorverdoovend handgeklap als lid van de Kamer der Volksvertegenwoordigers op het stadhuis te Gent uitgeroepen. De geestdrift was onbeschrijflijk in de straten, de koffiehuizen en de Concorde. Overal weerklonk het gekend refrein van het Geuzenlied, en onder den indruk dezer schitterende overwinning werd in de Liberale Associatie besloten den volgenden Zondag al de maatschappijen van het land, welke tot de vrijzinnige denkwijze behoorden, op eene indrukwekkende betooging uit te noodigen.