In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
(1877)–Virginie Loveling– Auteursrechtvrij
[pagina 157]
| |
zou. Hij werd bekend gemaakt met den toestand der zaken. ‘Gij moet Craeymeersch kost wat kost tehuis houden van de kiezing, gij verstaat mij?’ sprak de pastoor op gedempten toon; terwijl een halve grimlach het gelaat van den dokter plooide. - ‘Wat schort er dan?’ vroeg de geneesheer zich nevens den ouden man nederzettend, en zijnen pols voelend. De dochter kwam nader en wilde van dit toevallig bezoek gebruik maken om met lange redenen de onpasselijkheid haars vaders uiteen te doen, als de dokter hare rede met geveinsde verbazing onderbrak: ‘Koortsen, hevige koortsen,’ sprak hij bedenkelijk, ‘Craeymeersch, ge zijt slechter dan ge weet. Ge moet u stilhouden.’ - ‘Mijnheer de Dokter, ik moet morgen naar Gent om te gaan stemmen,’ antwoordde deze dom; hij had maar de laatste woorden van den geneesheer verstaan. Maar zijne dochter zag dezen bekommerd en vragend aan; en het gesprek halfluid voortzettend, opdat de grijsaard het niet hooren zou: | |
[pagina 158]
| |
‘Vader is een oud man,’ sprak hij, ‘en zeer erg op de borst gepakt; zoo iets is doodelijk voor bejaarde lieden.’ en hij trok de wenkbrauwen op. - ‘Mijnheer de Dokter,’ zei zij op denzelfden onderdrukten toon, ‘hij moet toch morgen naar Gent, of we zijn ons land kwijt.’ ‘Hij heeft eene wettige oorzaak om tehuis te blijven: hij kan niet gaan,’ was het antwoord. - ‘Mij dunkt toch niet,’ sprak ze met haar grof gelaat en hare dwaze oogen, ‘dat hij slechter is dan hij heel de week geloopen heeft.’ ‘Hij moet’ beval de dokter op ieder woord drukkend en haar starlings aanziende, ‘heden nog zijne volle rechten hebben!’ - ‘Och,’ weeklaagde de meid, ‘ik durf hem dat niet zeggen!’ ‘Gij moet het hem aanklappen,’ sprak de dokter, en zich tot den ouden man wendend, schreeuwde hij, ‘Threze moet van den avond den koeier naar mijn huis om een fleschje zenden, en daar zult gij alle twee uren eenen lepel van nemen; maar ge moet dadelijk naar uw bed, en niet meer op te staan, verstaat ge?’ De grijsaard was heel verschrikt en begon te | |
[pagina 159]
| |
beven: hij scheen het gesprek zoo niet verstaan dan toch begrepen te hebben, en opstaande waggelde hij van ontsteltenis op zijne beenen. De dochter leidde hem in de kamer en vaagde aan hare oogen, terwijl de geneesheer met de hand over den mond wreef om eenen glimlach te verbergen; waarna hij in zijn rijtuig stapte. Geene twee uren daarna klepte de klok, klonk de bel der berechting en trok de pastoor, voorafgegaan van den koster en gevolgd van een paar gildebroeders, met het Allerheiligste in de richting der Zompelingen. ‘Wie is het?’ vroeg Romanie opstaande halfluid aan de buurvrouw van rechtover, die ook op haren drempel geknield zat. - ‘De oude Craeymeersch, die iets gekregen heeft,’ riep deze, als de pastoor ver genoeg was om van haar niet meer gehoord te worden. |
|