waren besproken, en eene maaltijd op kosten der Katholieke Vereeniging zou in een aangewezen hôtel plaats hebben om de kudden zooveel mogelijk bijeen te houden.
Ook bij van Hulle was de pastoor reeds alleen geweest. Het Gemeentehuis was onlangs in openbare veiling aan den Baron van Diependale toegewezen, zoodat de baas thans volkomen van hem afhing.
‘Gij zult toch met ons stemmen?’ had de geestelijke gevraagd.
- ‘Twijfelt gij er dan aan?’ had van Hulle geantwoord, die eene stellige belofte ontwijken wilde.
‘Mijnheer de Baron verzoekt u dit bulletijn en geen ander in de bus te steken,’ en hij reikte hem een toegeplooid briefje.
De baas nam het aan en verborg het in zijnen vestzak.
‘Te zeven uren vertrekt de diligence,’ sprak de pastoor als bevelend, ‘ik wensch, dat gij met ons mederijdt.’
- ‘Onmogelijk,’ antwoordde de herbergier, die voelde, dat zijn bloed begon te koken. ‘Ik ga