het huis Gods, het leggen van eenen nieuwen vloer, en het plaatsen eener marmeren doopvont. Mijnheer de Pastoor wenschte er eene nieuwe communiebank bij te voegen, en had te dien einde bij al de ingezetenen eene omhaling ten huize gedaan, en Trientje had met Louiseken Verwee zich gereedelijk gelast insgelijks eene ronde daarvoor in al de omliggende dorpen te doen.
‘Wel, wel, wel!’ sprak de pastoor van Zompelgem met bewondering tot zijne meid, telkens hij van Crocke kwam, ‘wel, wel, wel!’ - hij was niet zeer vindingrijk in het afwisselen zijner uitdrukkingen - ‘Wat is dat daar veranderd, wat is dat daar veranderd! Gij zult zien,’ had hij er de laatste maal met eene opwelling van afgunst bijgevoegd, ‘dat Crocke Zompelgem nog achteruit steken zal.’
De congreganisten hadden ook bij middel van persoonlijke bijdragen eene schitterende kroon laten maken, welke bij Trientje berustende was, en dienen moest bij de begrafenis der afgestorvene jonge dochters.
De pastoor wreef zich de handen van voldoe-