omkeerend tot de meid. Dan trad hij aan de tafel, waar ontelbare boeken en papieren ondereen lagen in dien doolhof van wanorde, waaraan de eigenaar zoozeer houdt, omdat hij hem zelf aldus geschikt heeft, en waarin hij zoo goed ieder stuk, dat hij behoeft, dadelijk te vinden weet.
De geestelijke hield, als het ware, met gemaaktheid de handen in de mouwen van zijnen zwarten rok verborgen.
‘Écho du....’ las hij met het hoofd over den lessenaar, en verschoof met den elleboog een vlugschrift, dat het woord ‘Parlement’ bedekte. Zoo deed hij ook met andere papieren, die op het adres van eenen brief of eenig ander schrift lagen.
Het moest wel zijn, dat de wachtende dienstmeid eenige teekens van bekommernis blijken liet: ‘Ik neem u tot getuige,’ sprak hij ontschuldigend met eenen schuinschen blik naar haar, ‘dat ik geene hand aan iets gestoken heb.’
Eindelijk verliet hij het kabinet, en zette zich in de eetplaats op eenen stoel.
‘Dochter,’ zei hij vertrouwelijk en met eenen minzamen glimlach zijner fijne lippen,’ ik dis-