‘Wij doen het voor den schoonen hemel,’ antwoordde Trientje in het besef van de gewichtigheid der rol, die ze vervulde.
Thans waren zij op den terugkeer. Mijnheer de Pastoor had haar uitdrukkelijk aanbevolen het dienstmeisje uit de Kluize niet te vergeten. Zij waren echter bang, als zij aan het open hek kwamen, en aarzelden aleer aan te bellen; want Mijnheer Sandrie boezemde haar ontzag en vrees in. Het toeval wilde, dat Amelie juist zelve uit de keuken trad, op het punt eene boodschap naar het dorp te doen.
Trientje kwam met haar voorstel vooruit, en zag schuw naar het grauwe gebouw, als vreesde zij, dat van dien kant hinderpalen oprijzen konden. Het was alsof de meid de beteekenis van dien blik geraden had:
‘O,’ zei ze, ‘Mijnheer zou daar niet tegen komen, schrijf mij maar op,’ en zij scheen fier over hare onafhankelijkheid.
Zij vervolgde den weg met de twee meisjes, en vroeg, waarin dat eigenlijk bestond ‘in de Congregatie zijn?’ Trientje deed het haar uiteen: men moest alle drie weken in de school van het