terwijl zijn meester binnen was, op het eene paard gezeten, met het andere, dat hij bij den teugel hield, op de plaats liet rondwandelen.
Zulke voorname betrekkingen verhoogden den pastoor in de achting zijner parochianen.
Maar hadden de burgers en welhebbenden tot hiertoe over zijn beheer niet te klagen gehad, anders was het gesteld met de oudelieden en de arme kinderen uit het Weezengesticht. Dit hing wel van den Gemeenteraad af; doch de nieuwe pastoor was er, evenals zijn voorzaat, bestuurder van benoemd, en het kwam niemand in den zin eenig opzicht over hem uit te oefenen. Hij had al wat aan huiselijkheid grensde, stelselmatig uit de instelling verdreven, en eene strenge tucht ingevoerd, de speeluren der kinderen verkort en de oudelieden menig onschuldig genot, als kaartspelen en dergelijke meer, onttrokken. Het was aan geenen mensch meer gegund het gesticht zonder zijne toestemming te bezoeken; het uitgaan was er schier volkomen verboden, en vele andere harde maatregelen meer waren er genomen om het leven treuriger te maken, en de weinige vreugde, die er heerschen kon, te dem-