Berenice lachte eens, half jok half verlegenheid: ‘Colette, ik lees.’
‘Waar ge u toch mee kunt bezighouden!’ sprak de weinig geletterde.
Martinus kuchte eens, terechtwijzend:
‘Hm! hm! Wat zou ik zijn zonder geleerdheid? Wetenschap is een gouden boterham.’
Colette liet haar begaan. Geen van beiden dacht aan gevaar of tè vroege inwijding voor het meisje.
Het handwerk werd verwaarloosd. Het was nu niet alleen, wanneer er iemand kwam, dat Berenice naar boven trok en er uren achtereen bleef zitten. Hongerig naar een half gelezen verhaal, of benieuwd naar kennis, want zij had zucht naar ontwikkeling en voldeed deze in de maat van het mogelijke, door al de hinderpalen van studie zonder leiding, als een reiziger, onbekend met de streek, naar een doel gaande, door omwegen heen, vaak afwijkend van zijn weg.
Het was koud op die dakkamer, die naar 't noorden lag. Vuur kon en zou er niet gemaakt worden, al ware er gelegenheid toe geweest. En nadat Berenice een paar dagen achtereen bibberend was beneên gekomen, schafte Colette raad: zij bereidde haar een voetenstoofje. Op den rug en aan de schouders voelde