den hare. Gretig doch tevergeefs zocht Reine er bijzonderheden over Filips dood in. Voor alle liefdesverzekeringen stond er op het einde: ‘Blijf mij getrouw, ik zal u ook getrouw blijven.’
Het is niet aan de ongeletterden gegeven de gevoelens te kunnen uitdrukken, zooals zij in het harte liggen, of kleuren op hun palet te vinden, waarmede zij een toestand of eene gebeurtenis voor oogen tooveren. Althans deze gave ontbrak aan Marcellien, en jammer voor beiden! Die onvoldoende brief bracht eene zekere koelheid in het hart van Veria teweeg, zij, die zijne afwezigheid, zijne inhechtenisneming of inlijving bij het leger - of hoe zou ze 't heeten? - zoo luid en bitter had betreurd.
‘Gij moet hem antwoorden en zeggen, hoe bedroefd wij zijn en dat wij wenschen meer te weten,’ sprak Reine.
‘Ja, zeker, en dat hij wel zou mogen uiteen doen voor hoe lang hij er vast zit ook.’
En Veria schreef hem weder, een langen brief, ellendig opgesteld, vol onzin, die meer uit onwetendheid met de wetten der taal en de kunst van woordenvoeging dan gebrek aan gezond oordeel voortsproot, en zij ook viel in herhalingen en gejammer en eindigde met een verwijt, als minde hij haar niet meer, hetgeen volgens haar als eene protestatie harer liefde meende uit te drukken, maar hem heel anders en onaangenaam voorkomen moest; en niet wetend hoe te eindigen, zette ook zij, wat haar als te koel zijnde, onbevredigd gelaten bad: ‘Blijf mij getrouw, ik zal u getrouw blijven,’ maar zij voegde er bij: ‘Uwe Veria tot den dood, eene dochter die gekend mag zijn.’