Hij zag, dat zij een boek in de hand nam; maar zij las niet; een groote tuil viooltjes, die als eene zeldzaamheid in dat late jaargetijde voor de tweede maal bloeiden, en dien zij van hunne wandeling hadden medegebracht, stond voor haar en verspreidde eenen zoeten geur. Zij liet droomend hare vingeren over de frissche kelkjes gaan.
Daar zat zij enkel door eene deur van hem gescheiden, thans was het oogenbrik gekomen een beslissende uitlegging met haar te hebben, thans of nooit; maar hij aarzelde nog, zoo hevig klopte het hart hem in den boezem.
De huisbel klonk op eens en kort daarna kwam de jonge vreemdeling als het ware de eetzaal binnengestormd. Justine stond onthutst op: hij trad in opgewondenheid naar haar toe; hij kwam van een vriendenmaal, vertelde hij, en had George en Marie ontmoet, die hem niet bemerkt hadden, hij was zijne makkers ontloopen, omdat hij wist, dat zij alleen was.
Alexis legde de hand op den appel van zijnen degenstok.
Alleen moest hij haar spreken, vervolgde hij met klimmende geestdrift, want hij beminde haar, zij wist het wel, al had hij het haar nog niet duidelijk gezegd.
‘Kom,’ sprak hij en greep hare hand, die zij in hare verwarring niet terug trok, ‘kom Justine, laat ons vluchten, samen verre, verre van hier!’ maar instinctmatig had zij eenen stap achteruit gedaan.
‘Er zijn oogenblikken in het leven,’ sprak hij met vuur, ‘waarop niet te twijfelen, niet te denken, niet te onderzoeken valt; waarop een besluit zoodra gemaakt, zoodra moet uitgevoerd worden, aleer de koele overweging tijd geeft er op terug te komen. Welaan,’ herhaalde hij, ‘de gelegenheid is gunstig, laat ons naar Valparaiso vertrekken, want’ voegde hij er plechtig bij, ‘ik zal u eeuwig beminnen en voor God zult gij mijne vrouw zijn.’
Alexis trok den degen uit de scheede; maar zij gaven