richt, en lachte soms met Marie er om; maar meest liet zij zich aan nadenkenden weemoed over, zij verhaalde wonderen van haren lieven, kleinen Dieudonné. Soms ook, maar zelden, sprak zij met bitterheid van Alexis, van het onbegrijpelijke hunner scheiding, en wat de oorzaak wezen mocht, dat zij, die geloofden zoo voor elkaar geschikt te zijn, elkander niet gelukkig hadden weten te maken. En toen vroeg zij zich weder af, wat thans zijn lot mocht wezen?....
En de woorden: ‘vreemde invloed’, die Marie als oorzaak hunner oneenigheid opgaf, leverden haar stof tot menigvuldige overwegingen.
George maakte meer dan eens de opmerking, dat Justine er zoo heel anders en veel beter uitzag, en zulks was waar: haar aangezicht had zijnen harden blos verloren, hare stem klonk zoet en welluidend, haar oog was diep en klaar, en kommervol nadenken had zijnen ernstigen stempel op haar voorhoofd gedrukt.
Haar karakter had zijne stroefheid verloren en zich vol gezellige toegevendheid gevormd; haar geest ontdeed zich van zijne bekrompenheid en breidde zijne wieken uit. Al de edele gevoelens van haar hart ontwaakten tevens; want Marie bezat de zeldzame begaafdheid wat goed is in den mensch op te wekken en uit te lokken.
Van Alexis had zij niets meer vernomen. Zij onderstond zich niet naar hem te vragen, en geen der huisgenooten zou het gewaagd hebben die snaar aan te raken. Daarenboven, zij wisten niets van hem en George geloofde, dat hij op hen allen verbitterd was.
Eens echter, dat zij nevens eene praatzieke dame op eene canapé gevangen zat, hoorde zij Croquet, die, zoo even van Gent toegekomen, met George in eenen verren hoek der kamer stond, meermaals met verdoofde stem den naam van haren echtgenoot uitspreken. Haar hart