heid over die teleurstelling en liet zijne makkers alleen vertrekken, beleefd de aankomenden verzekerend, dat hij niet den minsten lust had mede te gaan, en heel tevreden was hen te zijnent te hebben.
Aan zijn huis gekomen, haalde hij den sleutel uit, dien hij altijd bij zich droeg, maar bemerkte met bevreemding, dat de deur enkel aangestooten was: hij zag rond als om eene uitlegging voor dit raadsel te zoeken, en ontwaarde Justine in de kantien rechtover, welke op een laag stoeltje gezeten, het gebuurkind, dat nog niet gaan kon, op den grond voor zich met de twee handen vasthield, terwijl de herbergierster achter den toog een oud, grijs ventje, dat dronken scheen, lachend eenen druppel toestak, dien het in eens ingoot.
Zoo was het dus, dat zij aan zijne geboden gehoorzaamde, in zulken omgang, dat zij de uren zijner afwezigheid doorbracht!
Ach, hij dacht niet, dat verveling alleen haar daar had heen gedreven, de doodende verveling der lange zondaguren in eenzaamheid doorgebracht: hij wist niet, dat zij op datzelfde oogenblik vol walging voor dien dronken man, die nevens haar stond, zich voorgenomen had er nooit meer terug te keeren! Haar verbreken was in zich zelf wel klein; maar hij was reeds slecht gestemd: in zijnen geest nam het groote evenredigheden, - Marie en George en bovenal Croquet waren er getuigen van, en dit kwetste hem diep, hij die zoo op uiterlijke deftigheid gesteld was!
Justine had juist ook opgezien. Alexis werd wit als een doode: zijn blik had als een dreigende bliksemschicht den haren ontmoet, en ras het kind aan de vrouw afgevend, kwam zij rood en onthutst naar hen toegeschoten. George en Marie schenen even verlegen als zij; maar een helsche glimlach, die Alexis niet ontging, speelde over de lippen van Croquet.