XXIV.
Het was recht gelukkig voor Justine, dat de tantes den kleine niet als eenen indringeling opgenomen hadden; ook liet zij haar meer gezag over hem dan zij in den grond wel gewenscht had. De knaap groeide ras, hij was kloek en gezond veelmeer dan schoon te noemen Zij wijdde hem al hare zorgen en had maar een verdriet, namelijk, dat Eugénie aangaande zijne opvoeding reeds de tyranieke neigingen van haar karakter begon uit te oefenen. Het was aan de moeder niet vergund hem eenen enkelen oogenblik op den schoot te houden, toen hij ingesluimerd was, dat ware hem bederven geweest; zij mocht hem nooit wiegen, als hij schreide, dat zou zijne hersens verzwakken, gaf zijne tante voor, en Justine moest zich geweld aandoen om het kind, dat met de voetjes spartelde, ongesust in zijn wiegje te laten liggen, uit ontzag voor Eugénie; maar wat heur harte bloeden deed, en waarvoor zij meer dan eens in werkdadigen opstand kwam, was het engelsch gebruik, dat volgens de leerstelsels van Henriette op haar kind begon toegepast te worden: de koude baden, welke, zeiden zijne tantes, het verkloeken moesten.
Zij bemerkte ook met innig misnoegen, dat Eugénie hem zijn mutsje aftrok, zoodra hij bij haar was: de lieden van buiten zijn in de meening opgevoed, dat men de kinderen warm dient te houden; nooit zult gij hier te lande een