De baas had gelijk: indien hij herberg hield, zou hij ook geenen drank meer willen geven aan iemand, die reeds te veel heeft; maar het ging overal niet zoo, verre van daar, men lokte de dronkaards aan om hun geld af te doen, enz....
Nu zaten zij buiten voor de deur, toen dit verhandeld werd, tante en Justine op stoelen, de knechten op den drempel met de voeten in de handen en de pijp in den mond; de kleine leerjongen zette zich achter den rug der vrouwen in eene keten van den noodstal te wiegen en blies haar gestadig slechten tabaksrook in de oogen.
Een gebuur kwam de straat over gestoken: hij was zich naar Eekloo een zwijn gaan halen, zei hij; zij waren duur: zeven en twintig frank voor een viggetje van negen weken, en nog was het een hazaard; want al de anderen van den hoop waren voor dertig verkocht! Daarop vond tante, dat aan varkens kweeken geen profijt was, dat men er te veel in steken moest......
‘Maar voor mij,’ sprak de buurman, ‘zal het zoo duur niet komen, als gij denkt,’ en hij begon uiteen te doen, dat hij veel pastenakels en beetwortels had, en met zijnen afval en de aardappelschillen, die hij van de kwezeltjes kreeg, welke op zijn hof woonden, het beestje wel vetten zou.....
Hoe was het toch mogelijk, dacht Justine, in zulk gesprek belang te stellen!
Hij verhaalde ook, dat de veldwachter met Kerstdag zijn land kwijt was, dat hij verbod gekregen had en volkomen daarmee ten onderen was met zijn talrijk huisgezin; en het scheen aan den toon van den spreker, dat zulks zijnen eigen welstand verhoogde.
Hoe zieldoodend, hoe weinig hartverkwikkend was zulk een onderhoud! Maar wat Justine het zonderlingste van al scheen, was dat zij hier zoo vaak had vertoefd, en het haar nu eerst oprecht verraste en trof.