zij steunde met hare dikke, roode handen op hare knieën, zoodat de ellebogen wijd uiteen stonden en zag, voorovergeleund, haar nichtje aan, terwijl zij deze eene heele reeks onbescheiden vragen toestuurde. Tante had bruine vlekken in hare grijze oogen: het was de eerste maal, dat Justine het bemerkte, en zij had dien blik willen ontwijken en dat gesprek nog veel meer, zij, die een paar dagen te voren hier om troost was gekomen, en met het verborgen inzicht wellicht haren nood aan de oude vrouw te klagen, omdat zij behoefte had aan iemand haar hart te openen.
Justine zei enkel ja en neen; maar tante Oosterlink liet zich niet afschrikken: Wat deed zij te huis? Op wat voet werd zij er behandeld? Welk karakter had haar man, en de moeder, en de zusters? en waarom was zij met hem niet alleen gaan wonen? Waren zij dan zoo arm, dat hij zijne familie moest onderhouden? Hoeveel won hij wel jaarlijks, hoe was die kennis gekomen? en dergelijke meer.
Het was een geluk, dat tante gehaald werd door den leerjongen: er was iemand om te betalen, en zij trok naar huis. De rosharige knaap hield eenen brief in de hand:
‘Neem, Justine,’ sprak hij.
Het was een brief van Alexis, en ten uiterste verbaasd, vroeg zij wie hem open had gebroken; want zij bemerkte, dat de omslag bezoedeld en gescheurd was.
‘Ik,’ zei de jongen zonder de minste verlegenheid - de landlieden van dat slag kennen volstrekt geenen eerbied voor de geheimhouding der brieven. - ‘De postbode heeft hem daar in den werkwinkel gebracht, en ik meende, dat het van onzen Jan was, die bij de soldaten dient; ik had eerst het opschrift niet bezien; maar hij is in het fransch, en ik kan hem niet lezen.’
Het was een korte brief, de eerste, dien zij ontving van Alexis: ‘Lieve Justine,’ begon hij - lieve Justine! -