jaar had doorgebracht, en was thans weder sedert eenigen tijd in hare geboortestad teruggekeerd. George, de tweede zoon, was advocaat te Brussel, hij had een schitterend huwelijk gedaan en was de trots der familie.
Alexis leefde zeer teruggetrokken en gansch aan de studie overgegeven; hij was aan zijne moeder en zusters onuitsprekelijk verkleefd en tegenover haar de voorkomendheid zelve. Hij werd van deze drie vrouwen aangebeden, en het viel als een donderslag in haar midden, toen hij haar op zekeren dag bedeesd, maar vastberaden verklaarde, dat hij besloten had te trouwen, in te trouwen, voegde hij er haastig bij, indien zijne moeder toestemde; want hij wist wel, al sprak hij daarvan niet, dat zij met hare dochters zonder hem niet bestaan kon.
Toestemmen? wat kon zij anders? Zij hingen alle drie volkomen van hem af, al was hij het, die hier de onderhoorige scheen. Zich openlijk tegen dit huwelijk verzetten, dorsten zij niet. Zij zuchtten en weenden en ontboden George om het Alexis af te raden; maar deze hield vol: de dag werd bepaald en het huwelijk aan vrienden en bekenden aangekondigd. Eéne voorwaarde had zijne moeder, in het geheim door hare dochters aangestuwd, hem gesteld: namelijk, dat zij de jonge bruid, die met haar onder één dak moest wonen, en zoet en zuur met haar deelen, niet vóór den dag van het huwelijk zou leeren kennen, en Alexis wist niet, hoe het kwam, maar had, ofschoon hij zulks niet merken liet, met inwendige blijdschap hierin toegegeven; want of hij wilde of niet en hoe opgewonden hij over zijne geliefde dacht, vreesde hij toch het oordeel zijner moeder en zusters over haar, en trachtte het uur der samenkomst zoo ver mogelijk te verschuiven.