De bruid des Heeren
(1895)–Virginie Loveling– Auteursrecht onbekend
[pagina 168]
| |
stond vol met allerlei aardigheden en lievelingsnamen, die ze op elkander toepasten - want beiden hadden beurtelings op hetzelfde blad geschreven. Van de reis was weinig, en van de tehuisblijvenden volstrekt geene spraak. En nu leidde de brouwersvrouw Pia, onrustwekkend geheimzinnig, in de voorkamer; daar liet zij de twee handen op 's meisjes schouder vallen, zag haar met vervoering in de zwarte oogen en sprak: ‘En u mag ik nu ook proficiat wenschen!’ ‘Hoezoo?’ ‘O, gij moet het wel weten, 't was u zeker wel geboodschapt (voorgevoel van iets hebben)?’ En daar Pia het hoofd schudde: ‘Mijnkind, mijn kind, Donatus is verliefd op u!’ Zij gunde Pia den tijd niet om te antwoorden, kuste haar met geestdrift op de twee wangen en zei: ‘Aan u de prijs, dat noem ik nu eens oprecht den oppergaai afschietenGa naar voetnoot1)!...’ Hij zal u schrijven of u komen spreken; hij zou de zaak willen bespoedigen, hij heeft | |
[pagina 169]
| |
mij niet belast u dat te zeggen, maar 't is beter, dat gij gewaarschuwd zijt... Wel, wel: rijk, jong, oppassend en een snelle (mooie) vent! waar hebt ge dat verdiend, hoe hebt ge 't aangelegd om hem aldus op uwen kant te krijgen?...’ Pia was zoodanig overrompeld, dit huwelijksaanbod werd haar met zooveel vastheid als het hoogste geluk aangekondigd, dat het uitspreken van twijfel of aarzeling onmogelijk was. Pia vertrok geheel verbluft, na dringend verzocht te hebben, dat de pretendent toch niet te haren huize verschijnen zou. Zij wist heel goed, dat tante Monica niets inniger wenschte dan zich van haar zoo spoedig mogelijk te ontdoen, maar tevens ook, dat trouwen voor Monica zelve nooit op het levensprogramma had gestaan en er voor hare zusters en later voor hare nicht ook af moest blijven. En terwijl Pia over de straat ging, met het hart vol zeldzame aandoeningen en het hoofd gebogen als onder 't gewicht eener bezorgdheid, | |
[pagina 170]
| |
dacht zij aan 't verrassende van dezen laatsten tijd: eenige weken geleden leefde zij voort, achteloos nopens hetgeen de toekomst geven zou; toen had het huwelijk van Louise haar eensklaps de mogelijkheid van een verandering voorgetooverd en bij de bruiloftsplechtigheid, in de kerk zelf, was er een haken naar liefde en trouw in haar ontstaan. Het had den tijd niet gehad duurzaam te worden: haar wensch, nog nauwelijks en met angstvallige terughouding gevormd, werd schier onmiddellijk bevredigd!... Zij zou dus het genadebrood niet meer eten, niet meer tot last aan iemand zijn, een eigen huis hebben als de uitverkorene van een eerlijk man! En nu wond Pia zich zelve ook wat op. Zij antwoordde kort en stil op de vragen van tante Monica, maar sloop weldra naar hare kamer. Daar nam zij 't spiegeltje van de kast, ging er mede bij 't venster staan en keek zich zelve aandachtig aan, diep in de oogen, als ware 't iemand haar volkomen onbekend: zij wilde weten, hoe een mensch, aan wie zulk | |
[pagina 171]
| |
groot geluk te beurt viel, er uitzag, en lachte eindelijk als een onnoozele. |
|