inkoopen in 't groot, dochter Kneuvels,’ suste hij.
Maar Monica, gekrenkt in hare eer van treffelijke handelaarster evenals in hare hebzucht, verstond het niet aldus: ‘Zoolang dit op dàt staat,’ zei ze, haar hoofd en hare schouders aanwijzend, ‘zullen ze van mijn geld niets zien, geen rooden duit, en onze lieve Heer mag mij halen, indien het anders is,’ viel zij uit, zich zelve opwindend.
‘Zweer niet ijdellijk, dochter Kneuvels,’ waarschuwde hij haar zacht, met den wijsvinger omhoog, ‘en roep God niet, hij zal gauw genoeg daar wezen.’
En ziende, dat zijn woord indruk maakte, voegde hij er geheimzinnig glimlachend bij: ‘wij zullen dit wel weten te schikken tot elks bevrediging.’
En hij verstond die kunst; en Monica was niet zoo koppig, als zij zelve waande; want geene veertien dagen later, nadat de knecht van 't klooster herhaaldelijk nu om eene baal rijst, dan om een vat petroleum en ik weet niet wat nog was gekomen, scheen haar hart