stonden, 's avonds daarbinnen, getooid als prinsessen uit een vertelsel, met bloote armen en vleeschkleurige kousen, en starren van klatergoud op het korte kleed, te zien koordedansen - want soms kreeg Pia wel een toegangskaart. Vreemd was 't den knorrigen grootvader, voor wien zij gansch den winter bang was geweest, telkens hij sprakeloos en kuchend in de gelagplaats zat, thans, in de hoedanigheid van Papa la joie, met een groote witte pruik van krullen, een rood gemaakt aangezicht en een schitterend gebloemden rok, kwinkslagen te hooren slaan om met luid en heesch geschreeuw het volk naar zijn theater te lokken.
Het bonzen, het trommelroffelen, het volksrumoer hadden deeluitgemaakt van Pia's leven. Hoe vermoeid ze in dat druk seizoen ook mocht wezen, nadat ze een heelen avond de piano had bespeeld voor de wemelende dansers, toch bleef zij na het vertrek der laatsten nog op. Dit was het uur, waarop de monsters uit hunne tenten kwamen, waarop de reus van Thourout met den dwerg van Ieperen binnen-