was zoo klein, schraal als een gepluimd vogeltje, met tengere ledemaatjes, en moest medelijden inboezemen, terwijl zij, onaangekleed, hare kousjes optrok. Maar tante Monica had geen medelijden, wanneer het den godsdienst en bijgevolg hare plichten gold.
Dorthee en Juliane zaten reeds aan 't ontbijt - menschen van buiten overschrijden nooit nuchter hun drempel, hoe vroeg het ook mag wezen.
Pia had geen eetlust na deze schielijke storing uit den slaap. Monica dronk een slokje, staande, en nu begon de klok zoo aanwakkerend ras te bengelen, dat de drie zusters te gelijk naar hare mantels grepen.
De deur werd toegetrokken, de straatluiken bleven nog dicht; zoo vroeg waren er geene klanten te verwachten.
Pia huiverde in den ochtendwind als het teedere lentegroen bij kouden dag. Met haar rozenkrans in de hand stapte zij naast tante Juliane. Deze hoorde hare tandjes klapperen: ‘Kom hier onder,’ zei ze, het pand van haar wijden mantel openend, als eene klokhen, die