Zangen van Bilitis(1969)–Pierre Louÿs– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] De wildvreemde Zodra hij in mijn kamer binnen is, zeg ik, wie hij ook is (want is dat soms belangrijk?) tot mijn slavin: ‘Kijk, welk een schone man! Wat is een courtisane toch gelukkig!’ Adonis noem ik hem, Ares of Herakles, al naar gelang zijn trekken, ofwel de Grijsaard van de Zee, wanneer zijn haren zilverwit zijn. En hoe minachtend spreek ik dan over losbandigheid der jeugd! ‘Oh!’ roep ik, ‘als ik morgen niet mijn goudsmid moest betalen en mijn bloemiste, wat zou ik dan graag tot je zeggen: ik wil geen goud van jou! Ik ben hartstochtelijk jouw dienaresse!’ Daarna, als hij zijn armen rond mijn rug bijeen gebracht heeft, zie ik een schuitevoerder uit de haven, die als 'n goddelijk beeld voorbijgaat langs de sterrenhemel van mijn transparante oogleden. Vorige Volgende