Zangen van Bilitis(1969)–Pierre Louÿs– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] De ontmoeting Ik heb haar als een schat gevonden in een veld onder een myrtenbosje, van hoofd tot voeten gewikkeld in een gele, blauwbestikte peplum. ‘Nee, ik heb geen vriending,’ zei zij tot mij; ‘de dichtst- bijzijnde stad ligt veertig stadia van hier. Ik leef hier eenzaam met mijn moeder, zij is weduwe en immer triest. Ais je het wilt dan ga ik met je mee. ‘Dan ga ik met je mee naar waar je woont, al is dat ook aan d'andre kant van 't eiland en ik blijf bij je wonen tot je me weer wegzendt. Je hand is zacht, blauw zijn je ogen. ‘Laten we gaan. Ik neem niets met me mee dan deze kleine naakte Astarte die aan mijn halssnoer hangt. We zullen haar vlak naast de jouwe zetten en beide geven wij dan rozin in dank voor elke nieuwe nacht.’ Vorige Volgende