Zangen van Bilitis(1969)–Pierre Louÿs– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] De regen De fijne regen heeft nu alles natgemaakt; heel zachtjes en in stilte. Nog regent het een beetje. En ik ga wandelen onder het geboomte. Blootsvoets, om niet mijn schoeisel te bevlekken. Verrukkelijk is de lenteregen. De takken zijn met natte bloemen overladen en ademen een geur die mij bedwelmt. Je ziet hoe in de zon de tere huid van boombast blinkt. Maar ach! Wat al aan bloemen op de grond! Heb medelij met afgevallen bloesems. Bezem ze niet vermengd met slijk; bewaar ze voor de bijen. De scarabeeën en de slakken schuiven over 't pad tussen de waterplassen; ik wil ze niet vertrappen, noch ook de gouden hagedis verschrikken die zich uitrekt en pinkoogt naar het licht. Vorige Volgende