België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4
(1984)–Paul Louyet– Auteursrechtelijk beschermdHet verzet
2 Het doel en de middelenAls men met de zöeven beschreven moeilijkheden rekening houdt, moet men aannemen dat de would-be vluchter pas dan het onzekere vóór het zekere zal kiezen, wanneer hij voldoende troeven in de hand heeft om de reis met alle kansen op slagen te ondernemen. Wanneer men in volle vrede op reis gaat, probeert men meestal vooraf zijn route uit te stippelen, plaatsen te reserveren in de hotels waar men denkt te overnachten, enz. In oorlogstijd en gegeven de gevaren die de vluchtenden uiteraard bedreigen, schijnt het vanzelfsprekend dat zij zich dubbel zullen verzekeren alvorens, vaak vergezeld van vrouw en kinderen, een zo lange en moeilijke tocht te ondernemen. Toch is dit niet helemaal waar geweest. Meer dan tweeduizend personen zijn tijdens de bezettingsjaren uit België vertrokken en in Engeland aangekomen op eigen houtje, d.i. zonder de hulp van welke organisatie ook. Het is een opmerkelijke hulde aan een in ons land gebrevetteerd systeem dat gewoonlijk met de hoofdletter D wordt aangeduid. Het zijn vanzelfsprekend de onafhankelijken, degenen die geen aansluiting hadden kunnen of willen krijgen met het Belgische verzet en die, om welke redenen ook, wegwilden of moesten, die het alleen gewaagd en ook gehaald hebben. De anderen evenwel, meer dan vierduizend, hebben een beroep kunnen doen op de ontsnappingslijnen. Wat zijn die? Hoe zijn ze ontstaan? Grosso modo zijn er twee soorten van lijnen die, ofschoon zij hetzelfde doel nastreven, van mekaar verschillen omdat ze aan uiteenlopende behoeften voldoen. De eerste organisaties zouden wij verkeerdelijk maar lapidair ‘Belgische lijnen’ kunnen noemen. Wij hebben al eerder beschreven hoe de inlichtingsdiensten hun boodschappen, die niet per radio over konden worden geseind, fysisch naar Engeland verzonden. Zij hadden daarvoor ‘koeriers’ gerekruteerd die zij de weg opzonden over onbezet Frankrijk naar Spanje en Portugal. | |
[pagina 66]
| |
1
2
3
4
5
(1-2) Een blik op Oflags en Stalags in Duitsland (3-5) Begin 1941 worden de Vlaamse krijgsgevangenen, met uitzondering van de beroepsmilitairen, vrijgelaten. | |
[pagina 67]
| |
Zij hadden daarvoor de nodige methoden uitgewerkt om de veiligheid van de koeriers te verzekeren, hadden hen pleisterplaatsen bezorgd op hun weg, waar de koeriers al het nodige konden krijgen - denk maar aan papieren, geld en kleren - om hun tocht in voldoende gewaarborgde omstandigheden voort te zetten. Wanneer zich de noodzaak zal voordoen ‘verbrande’ verzetslieden weg te sluizen maar ook, meestal op de vraag van de Belgische regering in Londen, notabelen die bedreigd werden vanwege hun activiteit in het vooroorlogse bestel, politici, hoge ambtenaren, magistraten, noem maar op, dan maken de inlichtingsdiensten gebruik van de al bestaande koerierslijnen om deze mensen op te vangen. Naarmate de oorlog vordert en deze lijnen hoe langer hoe meer gecentraliseerd worden, komen de vluchtelingen langs de diensten Sabot en P.C.C., die meer dan tweeduizend mensen over de Pyreneeën zullen brengen. Wat nu de tweede soort van ontsnappingslijnen betreft, die men even verkeerdelijk de ‘Engelse’ lijnen noemt, die zijn totaal onafhankelijk van de inlichtingsdiensten tot stand gekomen. Een ervan is trouwens, in het begin, eerder een werk van barmhartigheid geweest dan een echte verzetsorganisatie. Het zijn de ontsnappingslijnen die zich hoofdzakelijk bezighouden met het ‘wegsluizen’ van Engelse militairen, die na de nederlaag op het vasteland hadden moeten blijven. Later, wanneer de oorlog het Engelse luchtruim begint te verlaten en de gealliëerden Duitsland beginnen te bombarderen, zullen zij zich ook ontfermen over de bemanningen van de Engelse en Amerikaanse vliegtuigen die boven onze streken door het Duitse afweergeschut werden neergehaald. Maar wat ook de oorsprong of de finaliteit van de ‘Belgische’ of de ‘Engelse’ lijnen moge zijn, beide hebben een aantal punten gemeen en moeten een aantal diensten oprichten en een beroep doen op een uitzonderlijk groot aantal mensen om zich efficiënt van hun taak te kwijten. Zo zijn zij verplicht, de ‘Engelse’ als de ‘Belgische’, de vluchtelingen te voorzien van valse papieren, wat soms aanleiding heeft gegeven tot een soort van kettingreactie als die van b.v. het Schaarbeekse filiaal van Comète, Eva. Die was bijzonder sterk vertegenwoordigd in het Schaarbeekse gemeentehuis, waar men met plezier de hele oorlog lang de bevolkingsregisters van de gemeente plooide naar de eisen van het verzet. Dat ging zover dat men deels onbebouwde straten op papier volbouwde en in de ‘nieuwe’ woningen tal bewoners onderbracht aan wie men natuurlijk ook papieren moest bezorgen, rantsoenbonkaarten, enz. Hetzelfde filiaal bezorgde ook heel wat belangrijker papieren dan Schaarbeekse identiteitskaarten. Om strikt bewaakte gebieden binnen te mogen, als het ‘Sperrgebiet’ aan de kust, of de scheidingslijnen, grenzen en zo meer, had men een speciale pas nodig. De Duitsers betrouwden het lokale Belgische of Franse personeel niet en daarom reikten zijzelf ‘Passierscheine’ uit, gedrukt op een oranjekleurig, bovendien nog gefiligrameerd dik papier, voorzien van Duitse stempels en door de Duitse autoriteiten ondertekend. Dergelijke documenten namaken vergde een hele organisatie op zichzelf. Ten eerste moest men, om er een waarheidsgetrouwe kopie van te maken, een origineel in handen krijgen. Men heeft een dergelijk papier gegapt in een Ortskommandantur van Mont-de-Marsan in Zuid-Frankrijk ten behoeve van het hoofdkwartier van Comète in Brussel. Nu kon men beginnen. Maar alvorens te drukken moest men het speciale oranje papier met filigram hebben, dat de Duitsers gebruikten. Men kende evenwel de drukkerij van de Duitsers die aan een Belgische collaborateur behoorde. Zo duitsgezind evenwel de eigenaar was, zo anti-Duits bleek zijn zoon alsmede het personeel van de drukkerij. Het resultaat kan men zich indenken: overdag drukte men voor de Duitsers, 's nachts voor het verzet. Men had ook snel een oplossing gevonden voor wat ontbrak, de stempels en de met de hand in te vullen gegevens. De stempels werden voor een dag, een weekeinde ‘ontleend’ aan de plaatselijke Kommandanturen, vaak doorspekt met leden van het verzet en onmiddellijk nagesneden. De foto's waren geen probleem en nadat op papieren en foto's de stempels gedrukt waren, was het de taak van verdoken Duitse emigranten of deserteurs de nog bestaande leemten in te vullen in feilloos Duits, trouwens nog in Gotisch schrift op de koop toe. | |
[pagina 68]
| |
Het is meermalen gebeurd dat, bij het overschrijden van een grens of scheidingslijn, dergelijke papieren als voorbeeld werden getoond aan de sukkelaars, die deze documenten niet bezaten en dan ook niet werden doorgelaten. Niet als de gelukkige bezitters, vaak Engelsen of Amerikanen; de Duitsers groetten laatstgenoemden hoffelijk wanneer ze de verboden zone binnentraden... Voor alle lijnen waren ook de dagelijkse moeilijkheden, waarmede de bevolking tijdens de bezetting te kampen had, zware problemen. In die tijd was vrijwel alles op de bon en was het een helse karwei de vluchtelingen, per definitie afgesneden van alle normale ravitaillering, voldoende te voeden om hen zonder de bijkomende risico's verbonden aan ondervoeding de reis te laten ondernemen. Wij hebben al gezien hoe men dat in Schaarbeek oploste; elders drukte men valse rantsoenbonnen, die men dan stiekem inruilde tegen echte. Deze laatste haalde men uit de reserves van de gemeentehuizen. Weer elders ging men ze soms gewapenderhand halen of deed men alsof tegen een welwillende burgemeester of hoofd van een ravitailleringsbureau. Men moest oplossingen vinden zowel voor dit probleem als voor de noodzaak ‘veilige huizen’ te vinden en de vluchtelingen, als het vreemde militairen waren, te voorzien van kleren.Ga naar voetnoot*11 Ook al waren deze moeilijkheden niet te onderschatten, toch vielen ze in het niet bij die van de reis zelf. Al eerder werden de vele grenzen vermeld, die vluchtelingen op hun weg naar het Zuiden ontmoetten. Heel in het begin was het niet uitzonderlijk dat men b.v. de grens van bezet België naar bezet Frankrijk, nl. de Somme, 's nachts overstak, meestal met een bootje van plaatselijke medestanders, soms ook al zwemmend.Ga naar voetnoot*12 Later heeft men op dit stuk heel wat vooruitgang geboekt door de medewerking te vinden van een verzetskern in Roubaix, die met de medeplichtigheid van de douaniers aan de vroegere Frans-Belgische grens en het personeel van de Franse spoorwegen op de scheidingslijn tussen bezet België-Noord-Frankrijk en bezet Frankrijk, het oversmokkelen van de vluchtelingen vergemakkelijkte. Een dergelijke organisatie kwam uiteraard mettertijd tot stand aan alle hinderpalen; aan de demarcatielijn tussen bezet en onbezet Frankrijk, tot einde 1942; aan de Frans-Spaanse grens in de Westelijke en in de Oostelijke Pyreneeën. De Pyreneeën waren de zwaarste hinderpaal op de reis, zowel vanwege de aanzienlijke fysieke inspanning die van de vluchtelingen werd geëist als vanwege de controle zowel aan Franse kant, vanwege de Franse gendarmerie, militie en Duitse Wehrmacht als, aan de Spaanse kant, vanwege de Guardia Civil. Deze laatste zal in het begin bijzonder streng zijn voor degenen, die zij oppakt en het merendeel naar het be- | |
[pagina 69]
| |
1
2
3
4
5
6
De stichtster van de ontsnappingslijn ‘Dedée’, ‘Postman’ en ‘Comète’: Andrée De Jongh (foto's 1-4-5) Met haar vader Frédéric, die haar in België opvolgde toen Andrée moest uitwijken naar Frankrijk (2) Frédéric met zijn dochters Andrée en Susanne (rechts) Arnold Deppée, mede aan de oorsprong van ‘Comète’, maar reeds aangehouden bij de tweede reis met ontsnapten (6) | |
[pagina 70]
| |
1
2
3
4
5
6
7
Albert Guérisse, ‘Pat O'Leary’ (1) Als student in de geneeskunde (2) als onderluitenant bij de militaire medische dienst (3) als luitenant-geneesheer bij de cavalerie (4) na de nederlaag met andere aspirant-Engelandvaarders in het zuiden van Frankrijk (5) als luitenant-kommandant in de Royal Navy (6) als majoor tijdens de oorlog in Korea (1950) (7) als generaal-majoor geneesheer | |
[pagina 71]
| |
1
2
3
4
5
(1) Het kamp van St.-Hippolyte du Fort, waar de Franse regering van Vichy Engelse militairen opsloot na de Franse kapitulatie van 22 juni 1940. Ook Pat O'Leary werd er voor een korte periode ondergebracht. (2) Pat in Montpellier, gekiekt door een straatfotograaf | |
[pagina 72]
| |
1
2
3
4
5
6
7
8
De ‘Koerier’ van Sabot, Gaston Vandermeerssche: (1) als student aan de Gentse Rijksuniversiteit in 1940 (2-3) als ‘agent’ (4-5-6) tijdens en na de vlucht naar het zuiden van Frankrijk in mei 1940 (7) bezocht in zijn laboratorium in de Verenigde Staten door koning Leopold (8) specialist in electronische microscopen in de Verenigde Staten | |
[pagina 73]
| |
ruchte gevangenenkamp, concentratiekamp zouden we haast zeggen, van Miranda-del-Ebro zenden. Later, wanneer de zaken er niet zo goed meer uitzien voor de Asmogendheden zal de Spaanse politie heel wat meer door de vingers zien. Een aspect van hetzelfde probleem, waarover we heel wat minder weten, is dat van de gevaren verbonden aan het onoordeelkundig gebruik van de gidsen, een bijprodukt van de smokkelaarsfauna, die ook aan de Spaanse grenzen weelderig bloeide tijdens de Tweede Wereldoorlog.Ga naar voetnoot*13 De Pyreneeën zijn het toneel geweest van heel wat drama's in die tijd. Niemand kan die beter vertellen dan de mensen, die er getuigen van waren.Ga naar voetnoot*14 |
|