België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4
(1984)–Paul Louyet– Auteursrechtelijk beschermdHet verzet
[pagina 59]
| |
Deel 3 De ontsnappingslijnen1 In de verdrukkingWat is het lot van verslagen militairen na de nederlaag? Wat gebeurt er met het Belgische leger? Bij de Duitse inval op 10 mei 1940 is ons leger 600.000 man sterk. Een gedeelte ervan is einde mei 1940 uitgeweken naar Frankrijk, samen met de terugtrekkende Franse troepen. Sommigen zijn met de Engelsen uit Duinkerke naar Engeland overgestoken. De meeste Belgen hebben evenwel zichzelf gedemobiliseerd, hebben een burgerpak gekregen of bemachtigd en zijn, zonder de zegen van wie ook, naar huis getrokken. 225 000 werden door de Duitsers krijgsgevangen genomen, naar Duitsland gedeporteerd en ondergebracht in de Oflags voor officieren, de Stalags voor de onderofficieren en manschappen. De Duitsers zullen, begin 1941, de Vlaamse krijgsgevangenen, op de beroepsmilitairen na, loslaten zodat er nog ongeveer 80 000 achter prikkeldraad blijven zitten. Het zijn allemaal Waalse soldaten, zonder onderscheid van graad, kategorie of hoedanigheid; ook natuurlijk, de Vlaamse beroepsmilitairen. Dit aantal zal, om veel uiteenlopende redenen, gezondheid, beroep, familiale omstandigheden, noem maar op, geleidelijk verminderen en in 1944 tot ongeveer 65 000 man gedaald zijn. Wat is er gebeurd met de andere, in België omsingelde militairen? Wat is er de Engelsen overkomen? Onmiddellijk na de Belgische capitulatie zijn 300 000 Britse militairen uit Duinkerke naar Engeland kunnen vluchten. Ze hebben evenwel ongeveer 50 000 man achter moeten laten, die prompt door de Duitsers naar Duitsland zijn gebracht en opgesloten. Er zijn evenwel een duizendtal buiten schot gebleven. Wie? Eerst zijn er degenen die door de Duitse pantserdivisies op hun race naar de zee zijn ingehaald, die hun aansluiting met de rest van het Engelse leger gemist hebben en in België of | |
[pagina 60]
| |
Noord-Frankrijk rond zijn gaan dolen tot ze door de burgerbevolking werden binnengepakt. Dan zijn er ook die de toegang tot de haven van Duinkerke verdedigd hebben opdat de kameraden zich in zouden kunnen schepen en die ten slotte door de Duitsers overrompeld werden, de Engelse schepen in de verte hebben zien verdwijnen en dan alle zeilen bij hebben gezet om de krijgsgevangenschap te ontkomen. Sommigen zijn ook bij de burgers terechtgekomen. Anderen zijn het Franse leger, dat nog niet gecapituleerd heeft, begin juni 1940, gevolgd tot in het Zuiden. Wanneer het tot een wapenstilstand komt tussen Frankrijk en Duitsland zullen sommigen in onbezet Frankrijk worden geïnterneerd; anderen vinden onderdak, eens te meer, bij de bevolking. Van einde juni 1940 af valt over Europa een soort schijnvrede, wordt alles ogenschijnlijk weer rustig, in afwachting van de echte vrede, die haast iedereen verwacht. Het is duidelijk dat, in deze omstandigheden, bijna niemand de zaken bruuskeert; dat weinig of geen gevangenen of onderduikers hun hachje riskeren en proberen te ontsnappen om de reis naar Engeland te ondernemen. Wat de ondergedokene Engelsen betreft is het duidelijk dat zij, willen zij met kans op succes de poging wagen, ze in burgerskleren een hele tocht zullen moeten ondernemen. Dat betekent dat ze, mochten ze door de Duitsers gesnapt worden, de kans lopen om als spionnen te worden beschouwd en voor een executiepeloton te worden geplaatst. Wat de krijgsgevangenen aangaat, mag gesteld worden dat de ontsnapping zelf, het uitbreken uit een kamp alléén al, levensgevaarlijk is. De Oflags b.v. zijn omheind met meerdere prikkeldraadafsluitingen die bestendig onder het vuur van mitrailleursnesten liggen. En wanneer zij het er heelhuids afbrengen en buiten het kamp ergens in het hartje van Duitsland staan, wat dan? Dan moeten ze nog op hun bestemming aankomen. Welke bestemming? België, een bezet gebied waarin de ontsnapte zich verborgen zal moeten houden zolang het conflict niet beslecht is? Engeland? Hoe moet hij het zover schoppen? Hij, die de vrijheid kiest, doet dit uiteindelijk pas na alle voors en tegens te hebben gewikt en te hebben uitgemaakt of de inspanning en de risico's de moeite lonen, of hij werkelijk kans heeft om ergens te raken en om nog wat te kunnen verwezenlijken als hij op zijn bestemming is aangekomen. Dat is zo weinig zeker in 1940, op een ogenblik dat er nog 225 000 Belgische krijgsgevangenen in Duitsland zitten, dat er maar twee, welgeteld twee, onder hen de poging hebben ondernomen en erin geslaagd zijn te ontsnappen. In deze toestand komt, het werd al eerder uitvoerig aangetoond, geleidelijk verandering naarmate de oorlog verloopt, de Duitsers hun eerste tegenslagen beleven en, einde 1940, niet meer zo onoverwinnelijk schijnen als in mei, enkele maanden vroeger; wanneer het blijkt dat de Engelsen het vol blijven houden, dat de Amerikanen hun kant kiezen, wanneer de overtuiging veld wint dat de oorlog niet verloren is en dat hij van lange adem zal zijn, komt het wereldje van gevangenen, van ondergedokenen in beroering. Maar niet alléén zij. Naarmate ze in bezet gebied de smaak opnieuw te pakken krijgen van de opstand tegen de bezetter wil er een betrekkelijk groot aantal mensen verder vechten. Ze denken dat ze dit alleen maar kunnen in Engeland. Het zijn alleenstaanden, die geen aansluiting hebben met het verzet, of die, zoals veel militairen, menen dat het meer zin heeft mee te doen met de geregelde Engelse troepen dan met het verzet aan de Duitse nederlaag te knutselen. Dan zijn er ook, vanzelfsprekend, mensen wier naastbestaanden al in Groot-Brittannië, soms in de Verenigde Staten zijn, en die willen volgen. Of joden... Intussen is ook het verzet aan het groeien gegaan, vormen zich de eerste organisaties. Maar omdat het verzet meestal bestaat uit onervaren mensen, erg vaak te enthousiast dus ook te onvoorzichtig, vallen de eerste slachtoffers, worden de eerste netten ontmanteld. De mensen, die uit de handen van de Duitsers kunnen blijven, die ‘verbrand’ zijn en worden opgezocht, zullen nog van weinig nut zijn in België. Integendeel, mochten zij gevat worden door de Duitse speurdiensten, dan betekenen ze een potentieel gevaar voor wat van hun organisaties overblijft. Daarom levert ook het verzet kandidaten voor de vlucht. Maar of het nu krijgsgevangenen zijn, die de beslissing nemen te ontsnappen, of ondergedokenen, noem maar op, voor allen die het erop willen wagen, is het een | |
[pagina 61]
| |
zeer zware, gevaarlijke onderneming. Want welke richting ze ook uit willen, overal vinden ze de Duitse autoriteiten op hun weg, de Duitse geheime diensten en, vaak genoeg, de autoriteiten van het land waar ze doorheen trekken, het eigen land inbegrepen. Bovendien is de tocht bijna noodzakelijk erg lang. Want welke wegen kunnen de vluchtelingen bewandelen in Europa, bezet van de Noordkaap tot de Middellandse Zee, van de Noordzee en de Atlantische Oceaan tot de Russische grens? De keuze is uiterst beperkt. Wat in ons land voor de hand ligt, vanwege de nabijheid van de Britse eilanden, is de zee. De Noordzee en het Kanaal worden evenwel door de Duitsers dag en nacht uiterst streng bewaakt en elke poging om Engeland te bereiken over zee wordt ongenadig verijdeld. Er zijn wel een paar pogingen gebeurd en geslaagd, maar ze zijn zo zeldzaam geweest dat zij boven alles uitsteken als een voorbeeld van heldhaftigheid en roekeloosheid dat hij of zij, die het er levend af wil brengen, liefst niet volgt. Ook is het een paar militaire vliegers gelukt, in de zomer van 1941, met een toeristen vliegtuigje uit een domein in het Zoniënwoud op te stijgen en, ondanks alle waarschijnlijkheid, enkele uren later in Engeland te landen. Vanuit België is het maar één keer gelukt.Ga naar voetnoot*9 Wanneer de zee en de lucht de vluchters ontzegd zijn, blijft weinig anders over dan het land. Maar ook hier zijn de kansen klein. Laten we het even in noordelijke richting proberen met de bedoeling Zweden te bereiken. Men moet over een reeks sterk gecontroleerde grenzen, de Duitse grenzen met Nederland, België, Denemarken; men komt altijd aan de zee uit, even sterk in de Duitse kijker als de Noordzee of het Kanaal. Toch is het een paar mensen gelukt met kleine boten, vanuit Duitsland, zover te raken. Ook zijn er vluchtelingen die stow-away zijn gaan spelen in Duitse havens op schepen met bestemming Zweden. Het zijn er geen duizenden geweest. Al met al hebben ongeveer zeventig Belgen over de noordelijke lijn een geslaagde poging tot ontsnapping ondernomen. Een andere mogelijkheid is Zwitserland, ook al worden daar eveneens alle grenzen door de Duitsers gecontroleerd. Maar Zwitserland is alleen maar een uitkomst voor mensen die niet meer wensen dan aan de Duitsers te ontsnap- | |
[pagina 62]
| |
1
2
3
4
5
6
(1-5) Duinkerken, juni 1940, na de evacuatie van het gros van de Engelse troepen (6) De eerste ‘Verordnung’ die de doodstraf voorschrijft voor het onderbrengen van geallieerde soldaten | |
[pagina 63]
| |
1
2
3
4
5
6
De krijgsgevangenen. Na 28 mei 1940 slaan 225 000 Belgische soldaten de weg in naar de Duitse krijgsgevangenkampen | |
[pagina 64]
| |
pen en die zich niet verder willen engageren. Want wie in Zwitserland is aangekomen, is pas dan nuttig voor de geallieerde zaak, wanneer hij verder gaat, Zwitserland verlaat voor onbezet Frankrijk en Spanje of Portugal. Weer grenzen. Weer Duitsers of autoriteiten die met de Duitsers meewillen of moeten. Vandaar dat, in de overgrote meerderheid, de vluchters de weg naar het Zuiden kiezen. Ook al is het een geweldige omweg, meer dan duizend kilometer lang, onderbroken door veel grenzen, toch heeft hij de meeste voordelen geboden. Hij werd dan ook bewandeld door nagenoeg alle kandidaten voor Engeland.Ga naar voetnoot* Laten we eerst de moeilijkheden op een rijtje zetten. Tijdens de bezetting vermenigvuldigde de bezettende overheid de Europese grenzen, al zo talrijk vóór de oorlog. Eerst moest de vluchteling, die uit België vertrok, over de Frans-Belgische grens. Die had sedert de bezetting haar politieke betekenis verloren en was eigenlijk niet meer dan een tolgrens, in stand gehouden om het deviezenverkeer en het goederentransport te controleren. Veel aandacht schonken de Belgische en Franse douaniers dan ook niet aan het personenverkeer. Een tweede grens, belangrijker omdat ze beter werd bewaakt, was de scheidingslijn tussen het domein van generaal von Falkenhausen, bezet België en Noord-Frankrijk, en dat van bezet Frankrijk zelf. Deze grens volgde die van ons land over de hele lijn behalve in het westen, waar aan von Falkenhausen z'n ambtgebied de Franse departementen ‘Pas-de-Calais’, en ‘Nord’ toegevoegd werden. Als je eenmaal over die scheidingslijn was, die min of meer gelijkliep met de Somme, kon je twee kanten uit. Ofwel legde je het aan op onbezet Frankrijk, Vichy, Montpellier, Toulouse, dus het hele Franse Zuid-Oosten, ofwel hield je het bij de Westelijke route, en ging je de kanten van Bordeaux uit, Bayonne, Biarritz. Koos je voor de laatste route, dan kon je het zonder nog grenzen te passeren brengen tot aan de Westelijke Pyreneeën, tot aan de Spaanse grens. Wilde je de Oostelijke weg volgen, dan moest je nog over de zogenaamde demarcatielijn komen, de grens die bezet van onbezet Frankrijk scheidde en die strenger nog dan de andere bewaakt werd.Ga naar voetnoot*10 Niettegenstaande evenwel deze bijkomende moeilijkheid, hebben de meeste vluchtelingen deze laatste weg gekozen, niet het minst omdat ze in gebied dat onmiddellijk door de Duitsers werd gecontroleerd zoveel kilometers minder af moesten leggen. Ze hadden in de bezette gebieden de indruk dat men, in het onbezette Frankrijk, beter kon ademen, dat ze er een grotere bewegingsvrijheid hadden. Ofschoon dat niet helemaal klopte en de Duitse geheime diensten in onbezet Frankrijk werkzaam waren, konden de vluchtelingen toch rekenen op georganiseer- | |
[pagina 65]
| |
de hulp. Het was die, die ook de inlichtingsdiensten, de koeriers, te beurt viel en die steunde op Belgische initiatieven waarover al vroeger werd gesproken. Limoux, Montpellier, de Belgische zendingen in Toulouse, Marseille en Lyon waren evenveel rustplaatsen op de weg naar Engeland. Men kon er o.m. de deskundige hand vinden die de vluchteling over de Pyreneeën hielp tot de diplomatieke of semi-diplomatieke Belgische diensten in Spanje en Portugal, van waaruit de sprong naar Engeland zonder veel moeite kon gebeuren. Ook later, wanneer de Duitsers op 11 november 1942 heel Frankrijk bezetten, blijft deze weg naar het Zuiden de voorkeur van de meeste vluchtelingen genieten. Er zijn er heel wat geweest, vijfduizend ongeveer, die het waagstuk hebben ondernomen deze kant uit, heel wat meer dan in de Westelijke Pyreneeën, waar ongeveer een duizendtal over is gekomen. |
|