van alle mogelijke oppositie, o.m. politieke, ontmoediging van de vijandelijke soldaten, enz. Het ligt voor de hand dat de Engelse legerleiding over weinig elementen beschikt om deze uiteenlopende taken tot een goed einde te brengen, al was het maar vanwege hun typisch Angelsaksische voorkomen of hun gebrek aan kennis van de in de bezette gebieden gesproken talen; vandaar dat het bestaan van efficiënte verzetsgroepen een enorme hulp zou kunnen zijn. De grote moeilijkheid bestond er natuurlijk in met deze groeperingen, als die bestonden, want dat wist men niet eens, in contact te komen.
Een eerste methode was het droppen van parachutisten, liefst onderdanen van het bewuste land. Zo hebben de Engelsen in ons land als één van de eersten Constant Martiny geparachuteerd op 13 oktober 1940.
Hij werd al in mei 1941 gearresteerd.
Maar al vóór zijn arrestatie was, tussen het Belgische verzet en de geallieerde legerleiding, een veel nauwer contact tot stand gebracht, via de Belgische regering in Londen.
Die had, in november 1940 een dienst opgericht, die van ongemeen groot belang zou worden als schakel tussen bezet België aan de éne kant, de Belgische regering in Londen als de geallieerde legerleiding aan de andere kant. Deze dienst is de Staatsveiligheid; hij wordt geleid door een jonge magistraat, Fernand Lepage.
Wat doet de Staatsveiligheid?
Veel meer dan aan het verzet, waaraan ze einde 1940 blijkbaar niet veel aandacht besteedde, dacht de Belgische regering aan het tot stand brengen van een permanente verbinding met het bezette land.
Onze ministers in Londen kunnen inderdaad moeilijk vooropstellen dat ze de wettige regering zijn van een land, wanneer ze geen flauw benul hebben van wat er daar omgaat. Die permanente verbinding moest dan uiteraard een kanaal zijn om de regering voor te lichten; zij was tegelijkertijd een mogelijkheid om inlichtingen aan de geallieerde legerleiding door te spelen als die voor haar nuttig konden zijn.
De vraag hoe dit moest gebeuren, werd al gedeeltelijk opgelost door het feit dat de Belgische regering in Londen, en door haar ook de Staatsveiligheid, zich op een meetkundige plaats bevond, een centrum was waar alle belangen mekaar ontmoeten.
De geallieerde legerleiding, die voor haar activiteiten in de bezette gebieden geschikt personeel nodig had en dus voor België naar Belgen zocht, richtte zich vanzelfsprekend tot de Belgische regering. Die kon enigermate aan het verzoek dat tot haar gericht werd voldoen omdat ze in Groot-Brittannië de uitgeweken Belgen polariseerde, de Belgen in de wereld mobiliseerde, kortom, beschikte over een zekere wervingsreserve. Uiteraard trok zij ook de mensen aan, die uit het bezette gebied kwamen om aansluiting te zoeken op de geallieerde legerleiding.
Kortom, het duurt niet lang of de Staatsveiligheid wordt een essentiële schakel tussen het verzet in België en de geallieerde legerleiding. Zij wordt, met uitzondering van het gewapend verzet dat een speciale antenne in Londen heeft in de schoot van het Belgisch Ministerie van Landsverdediging, belast met het organizeren van de samenwerking tussen de bovenvermelde Engelse diensten als de Secret Intelligence Service, M.I. 9 en de Political War Executive en de verzetsgroepen in België.
Op elk gebied van de ondergrondse activiteit zal de Staatsveiligheid helpend, richtend, coördinerend optreden. Ze komt op 't juiste ogenblik.
Want intussen is het verzet over de eerste moeilijkheden heen, geraken de enkelingen, de groepjes uit hun isolement dank zij de wijziging van de geestesgesteldheid van de bevolking.
Zij kunnen al breder rekruteren en gaan groeien, meestal met de hulp van Londen, tot grote groepen die de geschiedenis van het Belgische verzet 1940-1945 gaan schrijven.