ogenblik stelt de voorzitter van het Belgische Rode Kruis, Professor Nolf, vast dat, waar het aantal calorieën van het overlevingsniveau 2 300 per dag bedraagt, het voedsel dat de Belgen werkelijk geleverd wordt nauwelijks 1 400 calorieën haalt.
In Brussel moeten 30 % van de schoolkinderen het stellen zonder ontbijt.
In deze erg moeilijke omstandigheden komt de Belgische bevolking te weten dat de soldaten van de Duitse Wehrmacht het in ons land bijzonder goed hebben, beter zelfs dan hun landgenoten in Duitsland. Ze krijgen dubbel zoveel brood per dag als de Duitsers thuis, driemaal zoveel als wat de Belgen op papier toekomt; ze krijgen ook werkelijk driemaal meer aardappelen dan de Belgen wordt beloofd.
Onze landgenoten verwijten de Duitsers ook dat zij niets ondernemen tegen de zwarte markt, die weelderig is gaan bloeien, en terecht. De Duitse soldaten, soms volledige eenheden van de Wehrmacht profiteren van de zwarte markt; deze bevoorraadt bovendien ook rechtstreeks Berlijns met grondstoffen en afgewerkte produkten.
Kortom, wie het ook verbrod mag hebben op het gebied van de voedselvoorziening, het wordt in de schoenen van de Duitsers geschoven, wat al een teken is voor de verslechtering van het klimaat van verstandhouding tussen de bezettende macht en de bevolking.
Hierbij komen maatregelen van de Duitse overheid, die de kentering nog versnellen. Daar is b.v. de oorlogsschuld die ons land wordt opgelegd en die het voor het tijdperk zeer hoge bedrag van zes miljard frank haalt. Het land kan dit alleen maar opbrengen door een verhoging van de belastingen en, voor sommige kategorieën, zelfs een verdubbeling ervan. Tegelijkertijd geeft de Duitse overheid bezettingsmarken uit, puur papier, die de bevolking evenwel moet aannemen tegen de geforceerde wisselkoers van 12,5 fr per mark. Met dit geld kan de Duitse soldaat de winkels leeg kopen met als compensatie niets anders dan wat papiertjes, alleen maar te vergelijken met de assignaten die, hondervijftig jaar vroeger, de Fransen al zo gehaat maakten.
Intussen nadert trouwens de winter en verneemt men in België dat hij bepaald arm zal zijn aan brandstof, terwijl de Duitsers 800 000 ton kolen per maand uit België halen en naar Duitsland vervoeren. Bovendien stijgt de werkloosheid in de zomer en de herfst van 1940 ver uit boven de slechtste cijfers van de Grote Crisis, 500 000 man, ongeacht de 200 000 krijgsgevangenen die nog in Duitsland zitten.
Wat laatstgenoemden betreft zijn onze landgenoten er de Duitsers trouwens niet dankbaar voor, ook niet in Vlaanderen, dat ze een onderscheid maken tussen de Vlaamse en de Waalse krijgsgevangenen en dat ze de vrijlating van de énen en niet die van de anderen in het vooruitzicht stellen. Bovendien ligt die vrijlating in 1940 nog altijd in het verschiet, want tot januari 1941 zijn er nog altijd meer Vlamingen in de Ofen Stalags dan Walen.
Langzaam maar zeker keert de openbare mening zich dus af van de bezetter en maakt ze een wending van 180 graden, van eerder vóór tot resoluut tegen. Symbolisch voor deze kentering zijn twee datums. De eerste is die van de eerste Nationale Feestdag van de bezetting, op 21 juli 1940. Er gebeurt zo weinig op die dag, dat er nauwelijks van een feestdag sprake kan zijn. Ooms en Delandsheere, de kroniekschrijvers van het dagelijkse leven tijdens de bezetting, vermelden de datum niet eens; nog geen vier maanden later, ter gelegenheid van 11 november, schrijven zij:
‘Op de vooravond van de 11de november komt een menigte kijken aan de Congreskolom, waar het chrysantentapijt alsmaar groter wordt. Elke manifestatie is door de Duitsers verboden; toch wordt er een ware bedevaart ondernomen naar het graf van de Onbekende Soldaat. Het défilé duurt de hele dag. Velen dragen de nationale kleuren op hun jas.’
Over de 11de november zelf schreven zij dat het ‘een bewogen dag (was). Er stond een grote menigte om de Congreskolom heen; veel oudstrijders droegen hun decoraties. Het publiek zal voortaan geen kans meer krijgen om voor het graf van de Onbekende Soldaat te manifesteren, want niemand mag het nog naderen.’
Het is niet bij Brussel gebleven, want dergelijke manifestaties hebben ook plaatsgevonden in Antwerpen, waar 47 mensen werden aangehouden, in Luik, waar de Geheime Feldpolizei 46 manifestanten opsloot, Gent, Mons, Charleroi en Verviers. Men kent het getal niet van de manifestanten die werden aangehouden in Brussel.