De 1ste september 1939 wordt de Belgische zelfstandigheidspolitiek met één slag door de werkelijkheid achterhaald.
Nu de oorlog vóór onze deur is uitgebroken en de onschendbaarheid van de Belgische grenzen veel meer in funktie staat van de belangen van de oorlogvoerende landen dan van het Belgisch internationaal beleid, blijkt de zelfstandigheidspolitiek van het land veeleer een faktor van zwakte dan van kracht.
Bij stukjes en beetjes begint dan ook de éénheid weg te brokkelen achter het Belgisch beleid op internationaal vlak.
Na Tsjechoslovakije en Polen gaat de sympathie van de overgrote meerderheid van de bevolking, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, naar Frankrijk en Groot-Brittannië. In Wallonië speelt bovendien de taal- en kultuurgemeenschap met Frankrijk mede en weigert men dat Frankrijk over dezelfde kam als Duitsland zou worden geschoren. Men heeft, reeds vóór de oorlog uitbrak, incidenten in deze zin gehad; nu een strijd op leven en dood is begonnen, gaat de Waalse pers vraagtekens zetten achter de zelfstandigheidspolitiek. Intussen blijkt trouwens dat België, dat volgens Spaak niet de middelen had om een alliantie-politiek te voeren, ook niet de kracht heeft om het Belgisch grondgebied op zijn eentje en in alle richtingen tegelijk te verdedigen.
De Belgische legerleiding meent althans dat, om met enige kans op sukses een aanval af te slaan, een keuze moet gedaan worden; voor de generale staf is het duidelijk dat het gevaar niet van Frankrijk en evenmin van Engeland uitgaat. Hij wil daarom het leger tegen Duitsland opstellen en vraagt de toelating van de koning dit te doen; hij wenst ook opnieuw het permanent kontakt op te nemen met de Franse en Engelse legerleiding. Koning Leopold, de zelfstandigheidspolitiek getrouw, weigert herhaalde verzoeken in deze zin. Zo komt het uiteindelijk tot ernstige meningsverschillen tussen het staatshoofd en zijn militaire raadgever, generaal van Overstraeten, aan de éne en de generale staf aan de andere kant. Het duurt niet lang of de minister voor Landsverdediging wordt bij het konflikt betrokken en daarna ook de eerste-minister en de minister voor Buitenlandse Zaken.
Reeds tijdens de eerste maanden van 1940 vlot het niet volledig meer tussen de koning en zijn regering. Toch komt het niet tot een breuk, ook niet achter de schermen. Want in feite is het ogenblik van de keuze voorbij.
De zelfstandigheidspolitiek heeft ons totnogtoe buiten de oorlog gehouden; het alternatief, een alliantie met Frankrijk en Engeland, betekent onvermijdelijk oorlog met Duitsland.
Bovendien gaat de sympathie van de bevolking uitsluitend naar koning Leopold en heeft zij, voor generaals als politici, weinig of geen achting.
Want nog nooit, vooral niet na het nare spektakel dat regeringen en parlement sedert van Zeeland's val hebben gegeven en het diskrediet, waarin het bestel van het land is geraakt, is de populariteit van de koning zo groot geweest als tijdens de laatste maanden van de ‘drôle de guerre’. Het lijkt niet overdreven te zeggen, dat in deze bewogen tijd een werkelijke koningskultus is ontstaan en dat de bevolking alleen maar hoop en vertrouwen bewaart in koning Leopold.
In de mening die men heeft over het behoud of het verlaten van de zelfstandigheidspolitiek, in de onenigheid die hierover ontstaat in de leidende kringen, zit nochtans de kiem van het drama, dat de koning de 25ste mei 1940 te Wijnendale tegen zijn ministers opstelt.
Maar dan is ook voor België de oorlog uitgebroken en begint een andere geschiedenis...