25 / Ein Volk, ein Reich, ein Führer
Op het einde van de jaren dertig viert het fascisme in Europa hoogtij. Duitsland, Oostenrijk, Spanje, Portugal, Italië, Roemenië, Hongarije, Griekenland, noem maar op: de autoritaire landen zijn bijna regel geworden, niet uitzondering.
Hitler is in 1938 helemaal niet meer geïsoleerd. Zelfs demokratische landen zoeken bij Duitsland in het gevlei te geraken en sluiten, zoals Engeland, overeenkomsten met het Derde Rijk. Andere landen, zoals België, trachten afzijdig te blijven. Duitsland's grootste tegenstrever op het vasteland, Frankrijk, aarzelt. Wanneer Hitler de krachtproef aangaat, en in 1936 de Rijnzone bezet, hebben we gezien dat het lijdzaam laat begaan. Meteen is alle tegenstand, die de traditioneel nationalistische kringen in Duitsland zelf, vnl. de legerleiding, Hitler konden bieden, overwonnen. Hitler heeft stoutmoedigheid, intuïtie, visie: hij zal de natie leiden naar een groot sterk Duitsland.
Begin 1938 wordt na een geweldige kampagne, waarbij alle massamedia tot de grenzen van hun mogelijkheden worden aangesproken, met kolossaal enthoesiasme van de Duitse zowel als van de Oostenrijkse bevolking, Oostenrijk bij Duitsland gevoegd. Deze naasting van een lid van de Volkenbond is tevens een schending door Duitsland van het verdrag van Versailles. Er komt nauwelijks een reaktie van de vroegere verbondenen, terwijl de Volkenbond niet eens over het voorval beraadslaagt.
Voor Hider is deze nieuwe overwinning een bevestiging van het defaitisme van Frankrijk en van Engeland's gunst. Hij kan gerust zijn expansie-politiek voortzetten en de doeleinden, die reeds in ‘Mein Kampf’ vastgelegd waren, rustig nastreven: alle Duitssprekende volkeren onder één gezag in het Duitse Rijk brengen; daarna grondgebied veroveren voor de vele miljoenen bestaande en toekomstige Duitsers. Wat dit laatste betreft neemt Hitler geen blad voor de mond: Duitsland's toekomst ligt in het oosten.
Een eerste stap na de Anschluss van Oostenrijk betreft Tsjechoslovakije, dat sedert Versailles een onafhankelijke staat is geworden met een betrekkelijk grote Duitssprekende minderheid, de zgn. Sudeten.
Een ogenblik schijnt het dat Hitler hetzij te vroeg is opgetreden, hetzij uiteindelijk te ver is gegaan. Want Tsjechoslovakije behoort tot de landen, die betrokken zijn bij de Franse ‘omsingelings’-politiek tegen Duitsland en nog altijd met Frankrijk door een verdrag zijn verbonden. Wordt het aangevallen, dan kan het altijd een beroep doen op zijn grote bondgenoot in het westen. Bovendien is Frankrijk niet de enige garant van Tsjechoslovakije's onschendbaarheid; de Tsjechen hebben een defensief verdrag met de Sovjet-Unie. Mocht Hitler het wagen Praag de oorlog te verklaren, dan loopt hij de kans op verscheidene fronten te moeten vechten. Op papier is Frankrijk nog altijd de sterkste militaire mogendheid van Europa; de Sovjet-Unie is er ook geweldig op vooruitgegaan, terwijl het sterk geïndustrialiseerde Tsjechoslovakije op zichzelf al geen gemakkelijke prooi is. Voorts is ten slotte ook Groot-Brittannië aan het bijdraaien en verklaart het met de nodige plechtigheid, en voor de eerste maal sedert vele jaren, dat het in geval van konflikt ‘verplicht’ zal zijn Frankrijk bij te staan.
Maar Hitler, wiens prestige verbonden is met de onophoudelijke expansie van Duitsland, bindt niet in; hij ondcetent integendeel een haatkampagne tegen de Tsjechoslovaakse president, dr. Benesj, en eist met steeds meer klem de afstand van het Sudetengebied aan Duitsland.
De oorlog zou reeds in 1938 zijn uitgebroken, indien het hart van Frankrijk en Groot-Brittannië bij de zaak ware geweest. Maar Engeland was niet voldoende voorbereid op een konflikt. Frankrijk's legerleiding was nog altijd even weinig enthoesiast voor een aktie waarin zij als voornaamste partner de Sovjet-Unie zou hebben; zij had bovendien ook geen vertrouwen in haar eigen militaire middelen, noch in de Franse bevolking die, nauwelijks twee jaar geleden, overwegend ‘rood’ had gestemd.
Engeland zal daarom trachten en moet daarbij niet lang aandringen, om Frankrijk tot ‘soepelheid’ te bewegen. De Engelse premier, Neville Chamber-