voor van Zeeland te kiezen, is Degrelle's lot bezegeld.
De 5de april stemt 76% van de Brusselse bevolking voor van Zeeland, slechts 19% voor Degrelle.
Het is ogenschijnlijk gedaan met het Rexisme, dat zichzelf nog wat zal overleven, maar als politieke macht volledig teloorgaat. Bij de verkiezingen van 1939 verliest de partij in de Kamer 17 van de 21 zetels.
Het heeft er dus alle schijn van dat het regime, een ogenblik tot in zijn grondvesten geschokt, zich gaat herstellen. Ook de ‘nationale’ partijen, die zo werden gehavend door de jongste verkiezingen, schijnen begrepen te hebben dat een nieuwe aanpak nodig is.
Het is opvallend hoe jongere elementen in deze periode steeds meer op de voorgrond treden en definitief de leiding van de grote formaties gaan overnemen. De doktrines worden vernieuwd, de partijen gereorganiseerd, nieuwe methodes worden ingevoerd.
Het is het moment van glorie van Paul van Zeeland die nooit zo sterk in het zadel heeft gezeten als nu, na zijn geweldig persoonlijk sukses tegen Degrelle; het is het ogenblik waarop het katholiek blok zich beter bewust wordt van de grote tegenstellingen in haar schoot en haar logge lichaam verjongt: voortaan komen Waalse en Vlaamse vleugels apart op ten einde beter te kunnen reageren op de nationalismen in beide landsgedeelten. Bovendien wordt de doktrine opnieuw geformuleerd: de Katholieke Partij wil een soort Mussoliniaans korporatisme, dat vele jonge katholieken aanspreekt, maar behoudt essentiële elementen uit het parlementair bestel: algemeen stemrecht, parlement.
Naast van Zeeland komen nieuwe sterren op. De Schrijver, die in 1935 al één van de jongste ministers van Georges Theunis was en bijzonder invloedrijk wordt in de Vlaamse vleugel van de partij, Gaston Eyskens, Albert De Vleeschauwer, noem maar op: de toekomstige tenoren van de Christelijke Volkspartij duiken in deze periode op.
In de B.W.P. straalt van Hendrik de Man de vernieuwingsdrang uit; het is ook voor hem een periode van glorie. Niet alleen hebben de konjunktuurmaatregelen van het plan de werkloosheid herleid, maar de door het plan voorgestane struktuurhervormingen zijn gedeeltelijk opgenomen in de regeringsverklaring.
Bovendien wil de Man schoon schip maken in de partij en ageren tegen het affairisme, het samenvoegen van vele winstgevende baantjes in parlement, socialistische organisaties, pers en welke andere instellingen meer, binnen of buiten de B.W.P.
Kortom, er schijnt nieuw leven te komen in het bestel. Het is evenwel maar schijn. Langzamerhand zal het regime terug in verval geraken, wanneer de onmiddellijke aanleiding tot aktie verdwenen is, wanneer het Rexistisoh gevaar is geweken.
Na Degrelle's geweldige nederlaag in april 1937 komen de tegenstellingen tussen de meerderheidspartijen terug op de voorgrond; binnen de partijen zelf wordt de kloof tussen de verscheidene vleugels trouwens groter. Deze inzinking is een uitstekende voedingsbodem voor de schandalen, die het regime nu als zijn schaduw volgen en in ieders ogen het zinnebeeld worden van zijn volledige dekadentie.
Het wordt na enkele maanden sociale vrede ook duidelijk dat de konservatieve katholieke en liberale kringen zich steeds weigerachtiger gaan opstellen tegen de sociaal-ekonomische aspekten van het regeringsprogramma en dat zij alle mogelijke drukking uitoefenen om de uitvoering ervan te blokkeren.
Eens te meer staan in de Katholieke Partij konservatieven en christen-democraten tegenover elkaar.
Een andere moeilijikheid is de amnestie. Hier zijn de Vlaamse en Waalse katholieken het met elkaar niet eens, evenmin als de liberalen in beide landsgedeelten.
Op beide punten bewaart alléén de B.W.P. ogenschijnlijk een zekere eenheid. Maar in de socialistische kringen heeft men ook problemen.
Sedert Hendrik de Man een steeds grotere plaats inneemt in de B.W.P., zijn inderdaad konflikten van zowel doktrinaire als van praktische aard ontstaan. Wij hebben reeds tevoren vermeld dat de ‘oude garde’ het niet eens is met zijn opvattingen inzake de klassenstrijd en zijn bedoeling om van de B.W.P. niet meer een arbeiderspartij maar een volkspartij te maken; ook het verlaten van het internationaal voor het nationaal socialisme is niet naar de zin van Vandervelde, Louis de Brouokère en zovele andere B.W.P.-‘marxisten’.