23 / De Belgische ‘zelfstandigheidspolitiek’
De buitenlandse politiek van België is steeds het zorgenkind van Paul van Zeeland geweest. In zijn eerste regering had hij trouwens, naast het premierschap, ook het ministerie voor Buitenlandse Zaken tot zich getrokken.
Deze bezorgdheid wordt natuurlijk bepaald door de steeds slechter wordende internationale toestand in het algemeen, en de gevaren die hieruit voor ons land voortvloeien in het bijzonder.
De eerste regering van Zeeland start in maart 1935, juist nadat Hitler de militaire klausules van Versailles opzegt en de Duitse herbewapening officieel begint, juist vóór het Frans-Russisch verdrag. Het is van meet af aan duidelijk, dat voor België essentiële dingen aan het gebeuren zijn.
Tot 1935 gaat het land schuil achter enkele ogenschijnlijk stevige barrières; maar alle worden door de stijgende internationale spanning aan het wankelen gebracht.
Om te beginnen de Volkenbond. In vele artikels van het Handvest dat door België en al zijn buurlanden werd ondertekend, wordt in de ‘kollektieve veiligheid’ voorzien. Wanneer één lid van de Volkenbond wordt aangevallen, dan dienen alle andere leden onmiddellijk bij te springen met de nodige middelen, militaire maatregelen inbegrepen.
Men weet wat van deze regels is terechtgekomen. De vredelievende wereld laat China in de steek wanneer het door Japan wordt aangevallen. Later wordt Ethiopië door Italië onder de voet gelopen. De betrokken landen hebben één gemeenschappelijk kenmerk: zij zijn alle vier lid van de Volkenbond.
Het is duidelijk dat België, mocht het ooit door één van zijn buurlanden worden aangevallen, niet moet rekenen op daadwerkelijke hulp uit Genève. Deze vaststelling, die trouwens voor iedereen geldt, is voor de Belgische diplomatie geen kwestie van leven of dood; wat haar het meest interesseert is de waarborg van de onschendbaarheid van onze grenzen, zoals die in 1925 te Locarno door de grote mogendheden, vnl. Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland werd verleend.
Jammer genoeg is de wereld sedert 1925 niet blijven stilstaan, en is het evenwicht in West-Europa, waarvan het Locarno-Rijnpakt de diplomatieke expressie was, teloorgegaan. Sedert Hitler aan de macht is gekomen en het steeds duidelijker blijkt, dat Duitsland de vrede van Versailles wil ongedaan maken, verslechteren de Frans-Duitse betrekkingen.
Wanneer Hitler in 1935 herbewapent en Frankrijk een verdrag sluit met de Sovjet-Unie, wordt een volledig nieuwe toestand geschapen. Het is nog geen oorlog tussen Frankrijk en Duitsland, maar de vrede is voorbij; Locarno behoort reeds volledig tot het verleden, ook al zal het tot 1936 duren alvorens het verdrag door Duitsland wordt opgezegd.
Meteen is het gedaan met de waarborgen, die België door het Locarno-Rijnpakt heeft verkregen. Er is nog erger.
Want wanneer het tot een konflikt tussen beide grote mogendheden mocht komen, ligt België op de frontlijn en bovendien in een gezelschap, dat niet iedereen in ons land even lief is. De enige werkelijke bondgenoot, die wij nog hebben en waarop wij kunnen rekenen is inderdaad Frankrijk.
Wij hadden als Locarno-partners Duitsland, Italië, Groot-Brittannië en Frankrijk. Het laat geen twijfel over dat Italië Duitsland zal volgen, terwijl Engeland afstand heeft genomen en blijkbaar dichter bij Duitsland dan bij Frankrijk staat. Blijft als enige steun onze vroegere oorlogsbondgenoot, met wie wij trouwens het Frans-Belgisch militair akkoord hebben gesloten.
Het is evenwel daar dat de schoen hoe langer hoe meer begint te knijpen. Wij hebben vroeger gezien dat het ‘geheim’ akkoord door een groot gedeelte van de bevolking wordt aangevochten, in principe door de anti-Franse Vlamingen, door de anti-militaristische socialisten.
Zo de socialisten, en zeker deze van de Waalse vleugel van de B.W.P., hun antipathie tegen het akkoord zijn gaan opgeven naarmate Duitsland zich aggressiever opstelt, worden de anti-Franse Vlamingen nu steeds meer bijgetreden door de