Leopold III het ogenblik gekomen acht persoonlijk op te treden. Hij grijpt terug naar de bevoegdheden die de Belgische grondwet in 1831 aan de koning had gegeven maar die, sedert de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht, door de monarchie waren prijsgegeven. Hij aanvaardt van Zeeland's verzoek niet om van zijn taak als formateur te worden ontslagen en roept de ‘bonzen’ van de drie nationale partijen samen. Onder zijn stuwing, de eerste in een hele reeks, komt het nu zeer snel tot een tweede regering van Zeeland. De Man wordt minister voor Financiën. Tot ieders verwondering, de zijne inbegrepen, wordt Paul-Henri Spaak minister voor Buitenlandse Zaken.
Een jaar geleden was de eerste regering van Zeeland van wal gestoken met het vuurwerk van de devaluatie; ook de tweede regering van Zeeland vertrekt met grof geschut.
Onder de druk van de omstandigheden, en zelfs nog vóór de regering het vertrouwen van het parlement heeft gekregen, wordt het aksent op de sociale aangelegenheden gelegd. Een Nationale Konferentie van de Arbeid wordt samengeroepen; patroons en werknemers zullen een oplossing zoeken zoeken voor het hevig konflikt, dat het land lamgelegd. Het komt onmiddellijk tot een overeenkomst, die kan worden vergeleken met de akkoorden van Matignon die de Franse sociale partners zopas hebben ondertekend. Ook in België doet het patronaat belangrijke toegevingen: de lonen en gezinstoelagen worden verhoogd, de werknemers krijgen jaarlijks zes dagen betaald verlof; in sommige bedrijven (de haven en de mijnen, waar men het eerst en hevigst heeft gestaakt) wordt de 40-urenweek ingevoerd. Uiteindelijk besluit de Nationale Konferentie van de Arbeid ook de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit in te stellen.
Dank zij deze toegevingen wordt de algemene staking beëindigd en de rust in het land hersteld. In de leidende kringen van links en rechts herademt men wel, maar snel zal een les getrokken worden uit de gebeurtenissen om te vermijden dat deze zich opnieuw zouden voordoen.
Reeds de verkiezingen hebben immers bewezen dat de aanhang van de Kommunistische Partij in het land groter is geworden; de algemene staking heeft duidelijk aangetoond, dat de invloed van de B.W.P. en de syndikaten op de arbeidersbevolking nog steeds achteruitgaat. De beweging heeft weer een ‘wild’ begin gekend en is pas, door snelle toegevingen, geen tweede Borinage geworden.
De B.W.P. voelt zeer goed aan dat zij radikaler moet worden, wil zij terug terrein winnen. De partijleiding die, terwille van haar medewerking aan de eerste regering van Zeeland, haar slogan ‘het Plan, gansch het Plan, niets dan het Plan’ had begraven en haar eisen tot struktuurhervormingen had opgegeven, haalt ze nu terug uit de vergeethoek.
En het wonder gebeurt: de konservatieve vleugel van de nieuwe regering geeft toe. Want hoewel de Belgische arbeidersklasse bezadigder is geweest dan de Franse of de Spaanse, blijft, met het Volkfsront voor ogen, voorzichtigheid geboden. Wanneer het gevaar zal geweken zijn en het moment dus gunstiger, kan men trouwens altijd weer regeren onder vrienden, zonder socialisten.
Het komt daarom tot een regeringsprogramma dat progressiever is dan dat van de vorige regering. Van Zeeland kondigt staatskontrole aan over de wapenindustrie, de elektriciteits- en verzekeringsmaatschappijen, de banken.
Tegelijkertijd wil hij ook de staat voor de toekomst beter uitrusten en België steviger instellingen bezorgen: een hervorming van de Grondwet moet de uitvoerende macht, de koning en de regering, versterken.
De premier laat het niet bij woorden; bijna onmiddellijk wordt, weliswaar bijna uitsluitend op het politieke vlak van de staatsinstellingen, begonnen met de studie van een aantal hervormingen. Men zal lang blijven studeren, zelfs wanneer het tweede kabinet van Zeeland reeds zal afgetreden zijn, om niet te zeggen vergeten...
Zo het binnenland rustig blijft, althans rustig genoeg om niet verder te moeten ingrijpen in het Belgisch bestel, blijft evenwel de buitenlandse toestand voortdurend verslechteren. Wij hebben de voornaamste momenten reeds besproken: de bezetting van de Rijn, Ethiopië, het Volksfront in Frankrijk en Spanje, de burgeroorlog, interventie en niet-interventie.
De toestand is ook voor België zorgwekkend, want het internationaal statuut van het land staat opnieuw op de helling.