derhalve spanningen, sociale woelingen die alleen maar kunnen worden overwonnen door een sterk en kordaat regime; zij koestert betreffende de Derde Republiek weinig of geen illusies.
Trouwens, de weinige sympathie die de Franse leidende standen ooit voor de Republiek hebben opgebracht is, sedert Versailles, teloor gegaan. Zij zijn inderdaad de mening toegedaan dat, zo Frankrijk de oorlog heeft gewonnen, het de vrede nagenoeg volledig heeft verloren; zij verwijten het regime voornamelijk Duitsland, een geducht konkurrent op ekonomisch als op politiek gebied, er niet definitief onder te hebben gekregen. En vermits Duitsland nu zienderogen vooruitgaat, dat het op weg is terug een wereldmogendheid te worden, vinden zij de Derde Republiek veel te zwak opdat deze nog zou kunnen dienen als bolwerk ter verdediging van hun belangen, zowel op buitenlands als op binnenlands vlak.
Ook de Franse middenstand draagt het regime niet in zijn hart; hij stelt het verantwoordelijk voor de ogenschijnlijk onafwendbare erosie van de Franse frank en de teloorgang van de ‘rente’ die voor zovele kleine burgers bijna een reden van bestaan was geworden. Wanneer de krisis deze achteruitgang van het Frans ekonomisch leven nog gaat versnellen, begint het ook in deze lagen van de bevolking te gisten. Zij kunnen eventueel, net als in Duitsland en Italië is gebeurd, door de leidende klassen worden gebruikt als maneuvermassa tegen de arbeidersklasse, waarvan de klachten gaan stijgen naarmate de krisis voortschrijdt. Het ogenblik om in deze zin op te treden schijnt trouwens gunstiger dan ooit. Want als nooit tevoren zijn de Franse arbeiders zo verdeeld en zo zwak als nu bij het begin van de jaren dertig. Sedert de mislukte grote stakingen van 1920 is de macht van de Franse arbeidersbeweging zeer sterk gedaald. Ongeveer 90% van de arbeidersbevolking blijft buiten elke politieke of syndikale organisatie. Het resterend, georganiseerd gedeelte wordt uiteengereten door de vete die is gerezen tussen socialisten en kommunisten. Sedert het kongres van Tours einde 1920 is de vroegere socialistische partij van Jean Jaurès in twee kampen verdeeld, die elkaar haten en voortdurend bestrijden.
Socialisten en kommunisten dragen evenwel het parlementair regime, dat het meest reaktionair sociaal bestel in West-Europa dekt, ook niet in hun hart; het ogenblik schijnt dus goed gekozen om een aanval in regel te doen op de Franse instellingen en deze, zo mogelijk, omver te werpen en te vervangen door een ander regime.
Bovendien is Frankrijk het land bij uitstek geworden van financiële drijverijen die, wanneer het misloopt, onvermijdelijk worden verbonden met de namen van vooraanstaande politici. Zo wordt in 1928 de vroegere Franse minister voor Justitie, Klotz, die mede het verdrag van Versailles heeft ondertekend, wegens korruptie aangehouden. In 1930 wordt de vroegere minister voor Financiën door de senaat ter verantwoording geroepen voor financiële onregelmatigheden. De minister voor Handel en Financiën Flandin, wordt betrokken bij het failliet van de Aéropostale.
De Franse politieke kringen, waarop het regime steunt, zijn bijgevolg reeds ver van populair wanneer einde 1933 de zaak Stavisky dramatische allures krijgt.
In feite had de avonturier Stavisky reeds lang achter de tralies moeten zitten, want zijn financiële drijverijen waren reeds vele malen het voorwerp van klachten geweest. Nochtans was zijn proces reeds negentien maal uitgesteld, dank zij de nogal ongewone lankmoedigheid van het hoofd van het Parijs parket, tevens schoonbroer van de eerste minister Camille Chautemps. Eindelijk kan het proces niet meer worden tegengehouden en wordt de 30ste december 1933 een aanhoudingsmandaat tegen Stavisky uitgevaardigd. De feiten lekken uit en niet alleen Chautemps en diens schoonbroer, maar ook de minister voor Koloniën geraakt in opspraak. Wanneer men voorts te weten komt dat Stavisky verdwenen is, dank zij een vals paspoort dat hem werd bezorgd door de Sûreté, wordt Frankrijk als het ware overspoeld door een golf van verontwaardiging en verachting. De politie is nu wel verplicht de voortvluchtige Stavisky te vinden, jammer genoeg te laat. De 8ste januari 1934 deelt de politie mede dat Stavisky, juist op het ogenblik dat men hem wilde aanhouden, zelfmoord heeft gepleegd. De hele Franse bevolking zette deze ‘zelfmoord’ tussen aanhalingstekens. Stavisky wist zoveel over zovelen dat men het veilig had geoordeeld het einde van de affaire te bespoedigen.
Tegelijkertijd lekt een nieuw schandaal uit. De minister voor Justitie van het kabinet Chautemps is betrokken bij het bankroet van de bank Sacazan. Eens te meer valt de Franse regering. Zij heeft op twee weken tijd reeds het ontslag moe-